ECLI:NL:RBDHA:2023:3010
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning op basis van huiselijk geweld en privéleven
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiseres van Marokkaanse nationaliteit en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres had een aanvraag ingediend om haar verblijfsvergunning te wijzigen naar niet-tijdelijke humanitaire gronden, na de beëindiging van haar huwelijk. De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is geleverd dat huiselijk geweld heeft plaatsgevonden en dat dit de reden was voor de verbreking van het huwelijk. De rechtbank heeft de tegenstrijdige verklaringen van de eiseres en haar ex-echtgenoot als onvoldoende beschouwd om aan te nemen dat er sprake was van huiselijk geweld.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de Staatssecretaris terecht heeft gesteld dat de verblijfsvergunning van eiseres op 4 mei 2021 is ingetrokken en dat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die een verblijfsvergunning rechtvaardigen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de beëindiging van het verblijf van eiseres in Nederland niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM, omdat zij niet voldoende sociale banden met Nederland heeft opgebouwd.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarbij zij heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris op juiste gronden heeft gehandeld en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.