ECLI:NL:RBDHA:2023:285

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 januari 2023
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
NL22.24345
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek naar onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 januari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had op 29 november 2022 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Oostenrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft het beroep op zitting behandeld en onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser eind december 2022 geregistreerd is als vertrokken met onbekende bestemming. Eiser werd op 21 december 2022 door Deense autoriteiten aangehouden, waarna een terugnameverzoek werd ingediend. Dit verzoek werd door de staatssecretaris afgewezen, omdat Oostenrijk verantwoordelijk was voor de asielaanvraag. De rechtbank oordeelde dat eiser geen procesbelang had bij de beoordeling van het beroep, aangezien hij niet langer in Nederland verbleef en zijn gemachtigde had aangegeven dat het laatste contact met eiser op 8 december 2022 had plaatsgevonden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard en aangegeven dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag, en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.24345
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J.I.T. Sopacua),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.J.R.R. Brock).

Procesverloop

Bij besluit van 29 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 11 januari 2023 op zitting behandeld. Partijen waren vertegenwoordigd door hun gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Blijkens de berichten van 4 en 5 januari 2023 is eiser eind december 2022 geregistreerd als zijnde met onbekende bestemming vertrokken. Vervolgens is hij op 21 december 2022 door de Deense autoriteiten aangehouden en is door de Deense autoriteiten een terugnameverzoek ingediend. Verweerder heeft dit terugnameverzoek afgewezen, omdat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser.
2. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [1] volgt dat indien een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd en met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel vanuit dient te worden gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact onderhoudt met zijn gemachtigde.
3. De rechtbank is van oordeel dat eiser geen procesbelang heeft bij de beoordeling van het beroep nu is gebleken dat eiser niet langer in Nederland maar in Denemarken verblijft, en gemachtigde bij bericht van 10 januari 2023 de rechtbank heeft medegedeeld dat het laatste contact dat hij met eiser heeft gehad op 8 december 2022 is geweest.
4. Het beroep is niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 januari 2023 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 22 september 2019 ( ECLI:NL:RVS:2019:579).