ECLI:NL:RBDHA:2023:2846
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag van vreemdeling met onbekende bestemming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 februari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van een vreemdeling van Marokkaanse nationaliteit. De eiser had op 13 december 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Echter, op 25 januari 2023 heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder in deze zaak, de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting van 9 februari 2023, waar de zaak tezamen met een andere zaak werd behandeld. De gemachtigde van eiser heeft wel bericht van afwezigheid gestuurd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser sinds 25 januari 2023 met onbekende bestemming is vertrokken en dat er onduidelijkheid bestaat over zijn verblijfplaats en of hij nog in Nederland is. De rechtbank overweegt dat indien een vreemdeling die bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt, er in beginsel vanuit moet worden gegaan dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming. Aangezien eiser en zijn gemachtigde niet ter zitting zijn verschenen en er geen bewijs is dat eiser nog contact onderhoudt met zijn gemachtigde, concludeert de rechtbank dat eiser kennelijk geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn asielaanvraag. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk.
De uitspraak is openbaar gemaakt op 10 februari 2023 en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.