ECLI:NL:RBDHA:2023:2844

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 maart 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
NL22.25534
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en bestuurlijke heroverweging in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 maart 2023 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij eiser, een Afghaanse nationaliteit, zijn opvolgende asielaanvraag had ingediend. Eiser had eerder op 13 januari 2020 een asielaanvraag ingediend die niet-ontvankelijk was verklaard omdat hij al internationale bescherming had gekregen van de autoriteiten in Griekenland. Op 9 april 2021 diende eiser een nieuwe asielaanvraag in, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd ingewilligd, met een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, geldig tot 9 april 2026. Eiser was het echter niet eens met de ingangsdatum van de verblijfsvergunning, omdat hij meende dat zijn aanvraag als een verzoek om bestuurlijke heroverweging van het eerdere besluit van 30 januari 2020 had moeten worden beschouwd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag van 9 april 2021 was ingediend met een M35-O-formulier, waarin eiser geen duidelijke verwijzing maakte naar het eerdere besluit of aangaf dat hij een verzoek om heroverweging indiende. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag terecht als opvolgende aanvraag was behandeld en dat de ingangsdatum van de verblijfsvergunning correct was vastgesteld op 9 april 2021. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd melding gemaakt van de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.25534

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H.A.C. Klein Hesselink),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.M. van Duren).

ProcesverloopBij besluit van 16 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de (opvolgende) asielaanvraag van eiser ingewilligd. Daarbij is aan eiser een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd aan eiser toegekend met ingang van 9 april 2021, geldig tot 9 april 2026.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 3 februari 2023 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 2004 en heeft de Afghaanse nationaliteit.
2. Op 13 januari 2020 heeft eiser zijn eerste asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag is bij besluit van 30 januari 2020 niet-ontvankelijk verklaard, omdat is gebleken dat de autoriteiten van Griekenland op 3 november 2017 al internationale bescherming aan eiser hebben verleend. Dat besluit staat in rechte vast.
3. Op 9 april 2021 heeft eiser opnieuw een asielaanvraag ingediend. Deze is door verweerder in behandeling genomen als een opvolgende aanvraag. Bij deze aanvraag heeft eiser een ‘taskera’ en een verklaring van de Afghaanse ambassade in Nederland overgelegd, waarin is bevestigd dat eiser Afghaan is, welke verklaring gebaseerd is op de taskera.
Bij het bestreden besluit is aan eiser op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] de gevraagde verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend met ingang van 9 april 2021.
4. Eiser kan zich niet verenigen met de ingangsdatum van de aan hem verleende verblijfsvergunning. Hij stelt zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte niet heeft onderkend dat hij zijn aanvraag heeft bedoeld als verzoek om bestuurlijke heroverweging van het besluit van 30 januari 2020. Hij verwijst naar de begeleidende brief bij het aanvraagformulier, waarin hij heeft gemeld dat hij de taskera als novum inbrengt en dat daaruit blijkt dat hij ook tijdens zijn eerste aanvraag minderjarig was en dat de geboortedatum die door de Griekse autoriteiten is aangehouden en daarmee ook door verweerder, dus niet juist was.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Op grond van artikel 44, tweede lid, van de Vw wordt een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend met ingang van de datum waarop de aanvraag is ontvangen. Verder volgt uit de rechtspraak van de Afdeling [2] dat een verzoek om bestuurlijke heroverweging moet worden onderscheiden van een opvolgende asielaanvraag [3] . Een verzoek om bestuurlijke heroverweging doet zich voor als een vreemdeling betoogt dat een eerder afgewezen asielaanvraag alsnog met terugwerkende kracht moet worden ingewilligd. In een dergelijk geval staat artikel 44, tweede lid, van de Vw niet in de weg aan het verlenen van een asielvergunning met een eerdere ingangsdatum dan de datum van het verzoek om bestuurlijke heroverweging.
6. De rechtbank stelt vast dat de aanvraag van 9 april 2021 is ingediend middels een M35-O-formulier ‘Tweede of volgende aanvraag’. Op pagina 5 van het formulier is als reden voor het opnieuw indienen van een asielaanvraag gegeven: de taskera met vertaling en de verklaring van de Afghaanse ambassade in Nederland. Op pagina 10 van het formulier is als ‘nieuwe informatie’ vermeld: de situatie in Griekenland en leeftijd (minderjarigheid). Nergens op het formulier is verwezen naar het besluit van 30 januari 2020 of heeft eiser duidelijk gemaakt dat hij met de nieuwe bewijsstukken alsnog wil aantonen dat het besluit van 30 januari 2020 is genomen op basis van onjuiste informatie.
Ook in de begeleidende brief bij het aanvraagformulier is niet vermeld dat eiser met zijn aanvraag beoogt dat de eerder afgewezen asielaanvraag alsnog met terugwerkende kracht wordt ingewilligd. De begeleidende brief bevat alleen de stelling dat uit de taskera blijkt dat hij tijdens zijn eerste aanvraag en thans nog steeds meerderjarig is, met een toelichting daarbij waarom hij destijds in Griekenland heeft gezegd dat hij meerderjarig was. Daarmee heeft hij echter niet duidelijk gemaakt dat hij verzoekt om bestuurlijke heroverweging van een onherroepelijk besluit. De rechtbank volgt eiser dan ook niet in zijn stelling dat zijn aanvraag had moeten worden aangemerkt als een verzoek om bestuurlijke heroverweging van het besluit van 30 januari 2020. Verweerder heeft de aanvraag terecht als opvolgende aanvraag in behandeling genomen en heeft de ingangsdatum van de aan eiser verleende verblijfsvergunning asiel terecht vastgesteld op 9 april 2021.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 7 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1430.