ECLI:NL:RBDHA:2023:2823

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
SGR 22/767
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid en zorgvuldigheid van het medisch onderzoek

Op 8 maart 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. E.M. Prins, en het UWV, vertegenwoordigd door G.M. Folkers-Hooijmans. Eiseres had een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend, die door het UWV was afgewezen op basis van een vastgestelde arbeidsongeschiktheid van 9,26%. Eiseres ging in beroep tegen deze beslissing, waarbij zij aanvoerde dat het UWV onzorgvuldig had gehandeld door geen contact op te nemen met haar behandelend artsen en dat de medische beoordeling te rooskleurig was. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de medische situatie van eiseres op 23 juni 2021 en de daaruit voortvloeiende beperkingen.

De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank oordeelt dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de verzekeringsarts B&B alle relevante medische informatie heeft meegewogen. Eiseres heeft niet overtuigend aangetoond dat er meer beperkingen zijn dan in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) zijn opgenomen. De rechtbank wijst erop dat de verzekeringsarts B&B op een duidelijke manier heeft gemotiveerd waarom de vastgestelde beperkingen adequaat zijn en dat er geen reden is om aan de FML te twijfelen.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen recht heeft op de gevraagde WIA-uitkering. De rechtbank wijst erop dat eiseres geen proceskostenvergoeding ontvangt, omdat zij in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/767

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. E.M. Prins),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: G.M. Folkers-Hooijmans).

Inleiding

Het UWV heeft de aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 9,26%.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 23 december 2021.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft op 13 februari 2023 met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) partijen gevraagd of zij het goed vinden dat er geen zitting komt. De rechter vindt namelijk dat er genoeg informatie is om binnenkort uitspraak te kunnen doen. Partijen hebben twee weken de tijd gekregen om hierop te reageren. Aangezien partijen niet hebben gereageerd binnen de termijn, heeft de rechter het onderzoek op 28 februari 2023 gesloten en is met stilzwijgende toestemming een zitting achterwege gebleven. De gemachtigde van eiseres heeft met een email van 28 februari 2023 laten weten dat eiseres een zitting wenst en dat hij door afwezigheid niet heeft kunnen reageren op het verzoek. Nu het onderzoek al gesloten is, beschouwt de rechtbank dit als een verzoek om het onderzoek te heropenen. De rechtbank ziet daartoe geen aanleiding. De rechtbank is van oordeel dat het niet voor het verstrijken van de gegeven termijn te laten weten dat een zitting wordt gewenst vanwege afwezigheid van de gemachtigde, voor rekening en risico van eiseres komt.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als medewerker housekeeping voor gemiddeld 27,20 uur per week. Op 26 juni 2019 heeft eiseres zich ziekgemeld vanwege gezondheidsklachten. Het UWV heeft eiseres vervolgens ziekengeld op grond van de Ziektewet toegekend.
2. Eiseres heeft een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres op 23 juni 2021 voor 9,26% arbeidsongeschikt is en heeft daarom geweigerd om aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 9 december 2021
.De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 25 mei 2021
.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige van 28 mei 2021.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij stelt dat het besluit onzorgvuldig is voorbereid en gemotiveerd. Eiseres merkt op dat zij het vreemd vindt dat het UWV geen contact heeft opgenomen met de behandelend sector of de huisarts. Eiseres is van mening dat de medische beoordeling te rooskleurig is. De beperkingen van de rechterhand en rechterarm zijn niet goed ingeschat door de verzekeringsartsen. Het carpaletunnelsyndroom (CTS) leidt volgens eiseres tot meer beperkingen dan voor wringen en draai- en schroefbewegingen maken, dus meer dan in de FML opgenomen. Verder stelt eiseres dat de verzekeringsarts enkel heeft gesteld dat de behandeling van eiseres haar medische situatie zal verbeteren, maar daarbij heeft de verzekeringsarts niet inzichtelijk gemaakt welke behandelingen openstaan en welk mogelijk resultaat deze behandelingen eventueel voor eiseres zullen hebben. Volgens vaste jurisprudentie hoort de verzekeringsarts dit wel aan te geven. Eiseres verwijst hierbij naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB). [1]
7. Doordat de medische beoordeling te rooskleurig is geweest, is volgens eiseres ook een verkeerde inschatting gemaakt wat betreft de vastgestelde functies. Eiseres stelt dat de vastgestelde functies onvoldoende rekening houden met haar beperkingen. Zij is daardoor ook meer arbeidsongeschikt dan is aangenomen.

Wat vindt de rechtbank

8. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is, namelijk 9,26%. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 23 juni 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
9. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 23 juni 2021 voor 9,26% arbeidsongeschikt is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
10. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier en het bezwaar van eiseres. Hij heeft eiseres gesproken tijdens een hoorzitting en hij heeft eiseres onderzocht. De verzekeringsarts B&B heeft de in het dossier aanwezige medische informatie meegewogen in zijn beoordeling. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten, te weten: pijn in rechterhand/pols, schouder en knie en de bloeddruk heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiseres heeft gemist.
11. Eiseres stelt in haar beroepschrift dat zij het vreemd vindt dat geen contact is opgenomen met de behandelend sector of de huisarts. De rechtbank merkt op dat uit het rapport van de verzekeringsarts B&B van 9 december 2021 blijkt dat is gesproken over behandelingen voor de klachten van eiseres. Uit dit rapport leidt de rechtbank verder af dat na 2016 geen behandeling is geweest, en dat voor de schouderklachten nog geen behandeling is ingesteld. Verder blijkt uit het rapport dat de bloeddrukcontroles goed zijn, altijd wel iets te hoog maar veel beter dan het was. Gelet hierop vindt de rechtbank het niet vreemd dat de verzekeringsarts B&B geen informatie heeft opgevraagd. Als eiseres het belangrijk vindt dat informatie van de huisarts wordt meegenomen, had zij dat in beroep overigens nog kunnen indienen. Dat heeft zij niet gedaan.
De beoordeling van de belastbaarheid
12. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 23 juni 2021 in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
13. Eiseres stelt dat de medische beoordeling te rooskleurig is en dat er in de FML meer beperkingen hadden moeten worden opgenomen. In het rapport stelt de verzekeringsarts B&B dat de feitelijke vaststelling van een CTS dateert van 2016. Eiseres heeft na deze vaststelling nog geruime tijd gewerkt in werk dat redelijk belastend was voor de hand. In de jaren na 2016 is geen spieratrofie ontstaan en is de motoriek van de hand niet aangetast. De verzekeringsarts B&B heeft, net als de primaire arts, bij onderzoek ook geen uitgesproken verschijnselen van compressie van de medianuszenuw vastgesteld. Ook uitbreiding van de pijnklachten richting de schouder past hier volgens de verzekeringsarts B&B niet bij. Hiermee is volgens hem niet gezegd dat er geen sprake meer zou zijn van CTS, maar dat de beperkende invloed van CTS niet verder gaat dan de primaire arts heeft vastgesteld. Het is volgens de verzekeringsarts B&B voldoende om eiseres enigszins te beperken voor intensief handgebruik, wat volgens hem voldoende is vastgelegd in de FML. De rechtbank is van mening dat de verzekeringsarts B&B hiermee voldoende heeft gemotiveerd waarom niet meer of andere beperkingen in de FML hadden moeten worden opgenomen. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de medische belastbaarheid van eiseres zoals aangenomen door de verzekeringsarts B&B.
14. In de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen op 23 juni 2021.
15. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 23 juni 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die door de verzekeringsarts B&B zijn aangenomen.
16. De vraag of beperkingen duurzaam zijn, komt pas aan de orde als sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid. In het geval van eiseres is daar geen sprake van en daarom is een oordeel over de duurzaamheid, anders dan eiseres stelt, niet relevant. De verzekeringsarts B&B hoefde dus ook niet inzichtelijk te maken welke behandelingen openstaan en welk resultaat deze behandelingen kunnen hebben.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
17. De stelling van eiseres dat de vastgestelde functies onvoldoende rekening houden met haar beperkingen is in feite gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan de FML te twijfelen.
18. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiseres zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd dus geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
19. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres op 23 juni 2021 met de middelste van de drie geduide functies 90,74% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 9,26% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

20. Het UWV heeft terecht geweigerd om een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij per 23 juni 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is, namelijk 9,26%.
21. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 8 maart 2023 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. J.G.M. Koning, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 21 maart 2021 (de rechtbank begrijpt 2012), ECLI:NL:CRVB:2012:BW0306.