Op 8 maart 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. E.M. Prins, en het UWV, vertegenwoordigd door G.M. Folkers-Hooijmans. Eiseres had een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend, die door het UWV was afgewezen op basis van een vastgestelde arbeidsongeschiktheid van 9,26%. Eiseres ging in beroep tegen deze beslissing, waarbij zij aanvoerde dat het UWV onzorgvuldig had gehandeld door geen contact op te nemen met haar behandelend artsen en dat de medische beoordeling te rooskleurig was. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de medische situatie van eiseres op 23 juni 2021 en de daaruit voortvloeiende beperkingen.
De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank oordeelt dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de verzekeringsarts B&B alle relevante medische informatie heeft meegewogen. Eiseres heeft niet overtuigend aangetoond dat er meer beperkingen zijn dan in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) zijn opgenomen. De rechtbank wijst erop dat de verzekeringsarts B&B op een duidelijke manier heeft gemotiveerd waarom de vastgestelde beperkingen adequaat zijn en dat er geen reden is om aan de FML te twijfelen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen recht heeft op de gevraagde WIA-uitkering. De rechtbank wijst erop dat eiseres geen proceskostenvergoeding ontvangt, omdat zij in het ongelijk is gesteld.