In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag zich uitgesproken over de bevoegdheid om kennis te nemen van een beroep tegen een bewaringsmaatregel in het kader van een asielprocedure. Eiser, van Nigeriaanse nationaliteit, had beroep ingesteld tegen de voortduren van de maatregel van bewaring die op 9 december 2022 was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er al een ander beroep aanhangig was tegen een meeromvattend besluit van verweerder, waardoor zij zich onbevoegd verklaarde om het beroep tegen de bewaringsmaatregel te behandelen. De rechtbank oordeelde dat het onwenselijk is dat twee rechters zich over dezelfde zaak buigen, wat zou kunnen leiden tot tegenstrijdige uitspraken.
De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop uiteengezet, waarbij verweerder op 9 december 2022 de maatregel van bewaring had opgelegd en deze op 18 januari 2023 had verlengd. Eiser had op 19 januari 2023 beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel. De rechtbank heeft de rechtmatigheid van de bewaringsmaatregel beoordeeld en geconcludeerd dat er geen aanknopingspunten waren voor het oordeel dat de maatregel onrechtmatig was. Het beroep tegen het voortduren van de bewaringsmaatregel is ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft ook de vraag behandeld of zij de rechtmatigheid van het verlengingsbesluit van 18 januari 2023 moest toetsen. Gezien het feit dat er al een ander beroep aanhangig was, heeft de rechtbank besloten zich onbevoegd te verklaren om deze beoordeling te maken. De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gedaan op 9 februari 2023, waarbij het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.