Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de op 15 november 2022 betekende dagvaarding;
- de incidentele conclusie (primair) houdende exceptie van onbevoegdheid en (subsidiair) houdende verzoek tot schorsing ex artikel 132 lid 1 UMVo
- de conclusie van antwoord in het incident, alsmede akte eisvermeerdering;
- de brief van 28 december 2022 van de zijde van E-Hoi.
re-brandingwenst Voy in de toekomst gebruik te kunnen maken van het Hoi-teken, waarin zij reeds aanzienlijk heeft geïnvesteerd. Voordat zij het Hoi.nl-teken daadwerkelijk zal gaan gebruiken, wil zij echter de zekerheid hebben dat zij met dat gebruik geen inbreuk maakt op de E-Hoi-merken.
3.De beoordeling in het incident
contra legemuitleg van artikel 125 lid 5 UMVo ontbreekt. Noch de UMVo, noch de rechtspraak van het Hof van Justitie biedt daartoe enig aanknopingspunt. Ten tweede mist naar het oordeel van de rechtbank ook iedere feitelijke basis om de door Voy voorgestane interpretatie te volgen.
re-brandingdoor Voy, waardoor het directe gevaar van (dreigende) inbreuk op de E-hoi-merken per 17 mei 2022 is geweken, ook niet onbegrijpelijk dat E-Hoi tot op heden Voy niet in rechte heeft betrokken. Voorts kan de omstandigheid dat Voy daardoor in onzekerheid verkeert omtrent de vraag of zij in de toekomst gebruik kan maken van het Hoi.nl-teken voor het aanbieden van pakketreizen zonder inbreuk te maken op de E-hoi-merken, evenmin als bijzonder worden aangemerkt. De mogelijkheid van het vorderen van een verklaring voor recht van niet-inbreuk – indien toegestaan naar het nationale recht van de lidstaat waar de verweerder zijn woonplaats heeft – is juist een middel voor de derde die door de Uniemerkhouder op een mogelijke inbreuk wordt aangesproken, om aan die onzekerheid een einde te maken, zodat van een bijzondere omstandigheid geen sprake is.