Uitspraak
Rechtbank den haag
1.Federatie Nederlandse Vakbeweging te Utrecht,
CNV Connectiefte Utrecht,
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
primairde Staat te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 22.839,-- per persoon, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, aan iedere gedupeerde die hiervoor een aanvraag indient op de in de dagvaarding omschreven wijze en
subsidiairde Staat te gebieden om met de vakbonden in overleg te treden om op een reële wijze de mogelijkheden te onderzoeken voor een regeling om zorgmedewerkers met post-COVID, althans zorgmedewerkers met post-COVID die tijdens de tweede golf van de coronapandemie besmet zijn geraakt met het coronavirus, financieel tegemoet te komen, met als uitgangspunt dat die regeling niet afhankelijk kan zijn van financiële bijdragen van derden, een en ander met veroordeling van de Staat in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.De beoordeling van het geschil
primairstrekkende tot betaling van een voorschot op schadevergoeding aan ieder van de gedupeerden en
subsidiairstrekkende tot een gebod aan de Staat om met de vakbonden in overleg te treden over een compensatieregeling voor de gedupeerden.
“indien de belangen ter bescherming waarvan de rechtsvordering strekt, zich lenen voor bundeling, zodat een efficiënte en effectieve rechtsbescherming ten behoeve van de belanghebbenden kan worden bevorderd. Aldus kan immers in één procedure geoordeeld worden over de door de rechtsvordering aan de orde gestelde geschilpunten en vorderingen, zonder dat daarbij de bijzondere omstandigheden aan de zijde van de individuele belanghebbenden betrokken behoeven te worden.”(Hoge Raad 26 februari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK5756). Bij een collectieve actie (in een bodemprocedure) waarvan de inzet een verklaring voor recht dat sprake is van onrechtmatig handelen is kunnen van geval tot geval te beantwoorden vragen rondom een recht op schadevergoeding (waarbij te denken valt aan omvang van de schade, causaal verband, eigen schuld) in een latere fase aan de orde komen (zie Hoge Raad 27 november 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2162, r.o. 4.8.1).