ECLI:NL:RBDHA:2023:2662

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 maart 2023
Publicatiedatum
6 maart 2023
Zaaknummer
SGR 21/3138
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van de AIO-aanvulling door de Sociale Verzekeringsbank na nabetaling AOW-pensioen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die een AOW-pensioen ontvangt, en de Sociale Verzekeringsbank (Svb) over de herziening van zijn Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO-aanvulling). De Svb had in een eerder besluit van 25 augustus 2020 de AIO-aanvulling herzien op basis van een nabetaling van het AOW-pensioen over de periode van februari 2015 tot en met mei 2016. Eiser betwistte deze herziening en stelde dat de Svb onvoldoende had gereageerd op zijn bezwaargronden, wat zou leiden tot strijd met het motiveringsbeginsel en het vertrouwensbeginsel.

De rechtbank oordeelde dat de Svb in redelijkheid gebruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid om de AIO-aanvulling te herzien. De rechtbank benadrukte dat de nabetaling van het AOW-pensioen als inkomen moet worden aangemerkt, wat gevolgen heeft voor de hoogte van de AIO-aanvulling. Eiser had onvoldoende bewijs geleverd voor zijn stellingen over zijn persoonlijke omstandigheden en de rechtbank kon niet ingaan op eerdere procedures die al waren afgerond. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de beslissing van de Svb om de AIO-aanvulling te herzien.

De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiser heeft geen recht op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/3138

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. M. van Viegen),
en

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, de Svb

(gemachtigde: mr. N. Zuidersma).

Procesverloop

In het besluit van 25 augustus 2020 (primair besluit) heeft de Svb eisers Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO-aanvulling) op grond van de Participatiewet (Pw) over de periode van februari 2015 tot en met mei 2016 herzien en een brutobedrag van € 352,46 verrekend met de nabetaling van eisers pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW-pensioen).
In het besluit van 24 maart 2021 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit wat betreft de herziening van de AIO-aanvulling ongegrond verklaard en wat betreft de verrekening gegrond. De Svb zal het ten onrechte verrekende bedrag aan AOW-pensioen uitbetalen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 19 januari 2023 op zitting behandeld. Verschenen zijn: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de Svb.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1.1.
Eiser ontvangt sinds december 2012 een AOW-pensioen. Op dit pensioen is een korting toegepast omdat eiser een aantal jaren geen AOW-premie heeft betaald. Vanaf 3 februari 2015 ontvangt eiser een AIO-aanvulling bovenop zijn AOW-pensioen.
1.2.
Met het besluit van 2 oktober 2019 heeft de Svb de korting op het AOW-pensioen vanaf 1 juni 2016 aangepast en het AOW-pensioen verhoogd. In de uitspraak van 2 april 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:856, heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) de ingangsdatum van de verhoging op 1 maart 2014 bepaald. De Svb heeft daarom op 25 augustus 2020 aan eiser bericht dat hij recht heeft op een nabetaling van bruto € 634,60 aan AOW-pensioen over de periode van maart 2014 tot en met mei 2016.
1.3.
Vervolgens heeft de Svb het primaire besluit genomen en dit in het bestreden besluit wat betreft de herziening van de AIO-aanvulling gehandhaafd. De Svb legt daaraan ten grondslag dat de AIO-aanvulling het verschil is tussen het inkomen en de bijstandsnorm. De nabetaling van het AOW-pensioen is inkomen voor de AIO-aanvulling over de periode van 3 februari 2015 tot en met mei 2016. Eiser heeft daarom over deze periode te veel AIO-aanvulling ontvangen. De hoogte van de AIO-aanvulling is daarom terecht herzien. Wat betreft de verrekening met het AOW-pensioen overweegt de Svb dat een besluit over de terugvordering van de te veel betaalde AIO-aanvulling ontbreekt, zodat er geen grondslag bestaat voor verrekening. Het bedrag van € 352,46 is daarom ten onrechte verrekend met de nabetaling van eisers AOW-pensioen.
Wat vinden eiser en de Svb in beroep
2.
2.1.
Eiser betoogt dat de Svb onvoldoende op alle bezwaargronden heeft gereageerd. Hierdoor is het bestreden besluit in strijd met het motiveringsbeginsel genomen. Tijdens de hoorzitting is gezegd dat de gemachtigde van de Svb heeft toegezegd op eerdere verzoeken van eiser te zullen reageren. Hierop is nimmer een reactie gekomen, waardoor in strijd met het vertrouwensbeginsel wordt gehandeld. Het bestreden besluit is genomen naar aanleiding van de uitspraak van de CRvB van 2 april 2020. In deze uitspraak is het kortingspercentage op het AOW-pensioen onvoldoende verlaagd en is niets vastgesteld over inkomsten van eiser. Op geen enkele wijze kan worden aangetoond dat eiser inkomsten heeft genoten in de periode van februari 2015 tot en met mei 2016. Nu eiser ten onrechte te weinig AOW-pensioen heeft ontvangen, is het hem niet te verwijten dat hij recht heeft op een nabetaling daarvan. Het is niet te bevatten waarom de Svb weigerachtig blijft het AOW-pensioen van eiser aan te passen. Achteraf is gebleken dat ten onrechte kortingspercentages zijn opgelegd en in stand gehouden. De Svb mocht de nabetaling van het AOW-pensioen daarom niet als inkomsten kwalificeren. Ook had de Svb eisers AOW-toeslag moeten aanvullen tot het bedrag van het AOW-pensioen voor een alleenstaande, wettelijke rente moeten betalen over de nabetaling, het AOW-pensioen vanaf 29 december 2012 moeten corrigeren en het AOW-pensioen moeten toekennen zonder korting. Tot slot stelt eiser dat rekening moet worden gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden.
2.2.
De Svb handhaaft het standpunt dat de AIO-aanvulling terecht is herzien. Er zijn geen toezeggingen gedaan over het achterwege blijven van een aanpassing of herziening en de daarbij behorende terugvordering van de AIO-aanvulling. Wat betreft de persoonlijke omstandigheden merkt de Svb op dat eiser recht heeft op een aanvulling van zijn AOW-pensioen tot de voor hem op grond van de Pw geldende norm.
Wat is het beoordelingskader?
3. Op grond van artikel 19, tweede lid, van de Pw is de hoogte van de AIO-aanvulling het verschil tussen het inkomen en de bijstandsnorm.
Op grond van artikel 32, eerste lid, onder a en b, van de Pw wordt onder inkomen verstaan de op grond van artikel 31 in aanmerking genomen middelen voor zover deze, onder meer, socialezekerheidsuitkeringen betreffen en betrekking hebben op een periode waarover beroep op bijstand wordt gedaan.
Op grond van artikel 54, derde lid, van de Pw kan de Svb, onverminderd het elders in de Pw bepaalde ter zake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van bijstand, een besluit tot toekenning van bijstand herzien of intrekken, indien anderszins de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.
Wat oordeelt de rechtbank?
4. De rechtbank kan en zal in dit beroep slechts een oordeel geven over het bestreden besluit. Dit betekent dat de rechtbank slechts de herziening van eisers recht op AIO-aanvulling door de Svb zal beoordelen. De rechtbank beoordeelt niet of de Svb al dan niet terecht een korting op eisers AOW-pensioen toepast en of eiser te weinig AOW-pensioen heeft ontvangen. Wat eiser in dat kader heeft aangevoerd, laat de rechtbank daarom buiten beschouwing. Dit heeft namelijk betrekking op eerdere procedures, die zijn afgerond.
4.1.
Op grond van artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht vindt, indien het bezwaar ontvankelijk is, op grondslag daarvan een heroverweging van het bestreden (primaire) besluit plaats. De Svb mocht zich in het bestreden besluit dus beperken tot de bezwaargronden van eiser die betrekking hebben op de herziening van de AIO-aanvulling en de verrekening met de nabetaling van eisers AOW-pensioen. De Svb is in het bestreden besluit gemotiveerd op deze bezwaargronden ingegaan. Van strijd met het motiveringsbeginsel is dan ook geen sprake.
4.2.
Van strijd met het vertrouwensbeginsel is in dit geval evenmin sprake. De toezegging van de gemachtigde van de Svb om te reageren op eerdere verzoeken van eiser heeft namelijk geen betrekking op de hier te beoordelen herziening van de AIO-aanvulling van eiser. Dit is ook tijdens de hoorzitting in bezwaar aan eiser medegedeeld.
4.3.
Wat betreft de herziening van de AIO-aanvulling van eiser overweegt de rechtbank als volgt.
4.3.1.
De te beoordelen periode loopt in dit geval van 3 februari 2015 tot en met 31 mei 2016.
4.3.2.
Een uitkering op grond van de AOW is een socialezekerheidsuitkering zoals bedoeld in artikel 32, eerste lid, onder a, van de Pw. De nabetaling van eisers AOW-pensioen naar aanleiding van de uitspraak van de CRvB is, voor zover dit betrekking heeft op de te beoordelen periode, daarom inkomen als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de Pw. Het betoog van eiser dat geen sprake is van inkomen, slaagt niet.
4.3.3.
Aangenomen moet worden dat aan het bestreden besluit geen schending van de inlichtingenverplichting ten grondslag is gelegd en dat daarom artikel 54, derde lid, tweede volzin, van de Pw aan het bestreden besluit ten grondslag ligt. Het bestreden besluit vermeldt immers geen schending van de inlichtingenverplichting.
4.3.4.
Omdat de hoogte van de AIO-aanvulling het verschil is tussen het inkomen en de bijstandsnorm, betekent de nabetaling van het AOW-pensioen dat eiser over de te beoordelen periode achteraf bezien te veel AIO-aanvulling heeft ontvangen. Op grond van artikel 54, derde lid, van de Pw was de Svb daarom bevoegd om de AIO-aanvulling van eiser te herzien.
4.3.5.
De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat de Svb niet in redelijkheid gebruik kon maken van zijn bevoegdheid om de AIO-aanvulling te herzien. Eiser kon redelijkerwijs begrijpen dat de nabetaling van het AOW-pensioen over de te beoordelen periode gevolgen zou hebben voor de AIO-aanvulling die hij over die periode had ontvangen. Reeds in het besluit tot toekenning van de AIO-aanvulling van 12 oktober 2015 heeft de Svb eiser geïnformeerd dat het (netto) AOW-pensioen in mindering wordt gebracht op het normbedrag voor een alleenstaande. Concreet betekent dit dat de AIO-aanvulling afhangt van de hoogte van het AOW-pensioen. Wat betreft de door eiser naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden, welke betrekking hebben op zijn financiële situatie, is van belang dat eiser deze omstandigheden niet met objectieve en verifieerbare stukken heeft onderbouwd. Bovendien doen de financiële gevolgen van een besluit tot herziening van de AIO-aanvulling zich pas voor nadat tot terugvordering dan wel invordering of verrekening is overgegaan. Dit is geen onderdeel van het besluit dat nu voorligt.
Conclusie en gevolgen
5. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen gelijk. De Svb heeft terecht besloten eisers recht op AIO-aanvulling ter herzien. Eiser krijgt het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding voor haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 maart 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.