ECLI:NL:RBDHA:2023:2626

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2023
Publicatiedatum
6 maart 2023
Zaaknummer
SGR 22/3447
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 februari 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de beslissing van het UWV om zijn WIA-uitkering per 1 april 2022 te beëindigen. Het UWV had vastgesteld dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was, namelijk 29,73%, en had op basis daarvan de uitkering stopgezet. Eiser was het niet eens met deze beslissing en stelde dat zijn hart- en oogklachten onvoldoende waren onderkend door het UWV. Hij voerde aan dat er meer beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgenomen moesten worden en dat de geduide functies niet geschikt waren voor hem.

De rechtbank heeft de medische situatie van eiser beoordeeld aan de hand van de rapporten van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige van het UWV. De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had geoordeeld dat eiser op 1 april 2022 voor 29,73% arbeidsongeschikt was. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts de medische belastbaarheid van eiser op overtuigende wijze had gemotiveerd en dat er geen reden was om aan de vastgestelde FML te twijfelen. Eiser had zijn standpunt niet met medische informatie onderbouwd, waardoor de rechtbank het oordeel van het UWV steunde.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen gelijk kreeg in zijn verzoek om de beëindiging van de WIA-uitkering ongedaan te maken. De rechtbank oordeelde dat het UWV voldoende had onderbouwd dat eiser in staat was om de geduide functies te vervullen, ondanks zijn gezondheidsklachten. De uitspraak benadrukt het belang van medische onderbouwing in dergelijke zaken en bevestigt de bevoegdheid van het UWV om uitkeringen te beëindigen op basis van arbeidsongeschiktheid.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/3447

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. V.C.D. Klaassen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: G.M. Folkers-Hooijmans).

Inleiding

Het UWV heeft de uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) van eiser per 1 april 2022 beëindigd omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is, namelijk 29,73%.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 25 april 2022.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser ontving laatstelijk vanaf 21 augustus 2021 een WGA-vervolguitkering.
2. Eiser heeft aan het UWV gemeld dat zijn gezondheidssituatie is verslechterd. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiser 1 april 2022 voor 29,73% arbeidsongeschikt is en heeft daarom besloten om de WGA-vervolguitkering met ingang van deze datum te beëindigen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 14 april 2022
.De medische belastbaarheid van eiser is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 2 december 2021
.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 22 april 2022
.

Wat vindt eiser

6. Eiser is het niet eens met het UWV. Eiser stelt dat de hartklachten en de impact van deze klachten zijn onderschat. Ook kan eiser de verzekeringsarts niet volgen in zijn stelling dat het scherp zien niet is gestoord. Eiser is van mening dat er meer beperkingen in de FML moeten worden opgenomen en dat voor bepaalde punten in de FML verdergaande beperkingen moeten worden opgenomen. Voorts is eiser van mening dat een urenbeperking dient te worden aangenomen zowel op basis van een stoornis in de energiehuishouding als uit preventief oogpunt.
7. Eiser stelt dat geen van de geduide functies geschikt is vanwege de gezondheidsklachten die hij ervaart.

Wat vindt de rechtbank

8. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser geen recht meer heeft op een WIA-uitkering omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 1 april 2022 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
9. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 1 april 2022 voor 29,73% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
De beoordeling van de belastbaarheid
10. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op 1 april 2022 in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
11. De verzekeringsarts B&B heeft informatie opgevraagd bij de cardioloog. Eiser volgt de conclusies die de verzekeringsarts B&B aan het schrijven van de cardioloog heeft verbonden niet. De verzekeringsarts B&B stelt dat een alleszins redelijke fysieke belastbaarheid aangenomen mag worden. Eiser meent dat de verzekeringsarts B&B hiermee de klachten en de impact van deze klachten onderschat. Verder kan eiser de verzekeringsarts niet volgen in zijn stelling dat het scherpzien niet is gestoord. Eiser stelt dat hij in zijn geheel niet scherp kan zien door alle lichtflitsen, vlekken en flikkeringen die hij ervaart. Bij een poging tot scherpstellen worden de klachten erger, krijgt hij hoofdpijn en ervaart hij moeheid. Eiser stelt zich op het standpunt dat in de FML te weinig beperkingen zijn opgenomen. Volgens eiser dient ten gevolge van zijn klachten de volgende beperkingen in de FML te worden opgenomen: vasthouden van de aandacht in het dagelijks functioneren, verdelen van de aandacht in het dagelijks functioneren, handelingstempo in het dagelijks functioneren, schrijven, lezen, omgaan met conflicten, vervoer, beroepsmatig vervoer, werken met toetsenbord en/of muis, werkzaamheden met persoonlijk risico en functies met leidinggevende aspecten. Daarnaast is eiser van mening dat een verdergaande beperking dient te worden aangenomen voor tillen tijdens het werk, dragen tijdens het werk en klimmen. Voorts is eiser van mening dat een urenbeperking dient te worden aangenomen zowel op basis van een stoornis in de energiehuishouding als uit preventief oogpunt. Zowel de hartklachten als de oogklachten zorgen ervoor dat eiser meer dan normaal vermoeid raakt van slechts het bewegen met zijn ogen open.
12. De verzekeringsarts B&B stelt dat de FML die de verzekeringsarts heeft opgesteld de mogelijkheden van eiser juist weergeeft. De verzekeringsarts heeft de informatie van de huisarts en de oogarts bij zijn beoordeling betrokken en uit deze informatie blijkt volgens de verzekeringsarts B&B dat er in objectieve medische zin relatief maar beperkte visuele beperkingen zijn. De verzekeringsarts B&B merkt op dat hij daarmee niets wil afdoen aan het hinderlijke karakter van de klachten, maar de beperkingen gaan niet verder dan de verzekeringsarts heeft aangenomen. Met betrekking tot de hartklachten stelt de verzekeringsarts B&B dat uit de opgevraagde informatie van de cardioloog geen nieuwe ontwikkelingen blijken. Volgens de verzekeringsarts B&B laat het laatstelijk verrichte onderzoek het bekende doorgemaakte infarct zien maar ook een goede hartfunctie. Er mag daarom een alleszins redelijke fysieke belastbaarheid aangenomen worden. De rechtbank kan dit volgen. De verzekeringsarts B&B heeft naar mening van de rechtbank dan ook voldoende gemotiveerd waarom niet meer of andere beperkingen moeten worden aangenomen. Ook heeft eiser zijn standpunt niet met medische informatie onderbouwd. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de medische belastbaarheid van eiser zoals is aangenomen door de verzekeringsarts B&B.
13. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op 1 april 2022 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die zijn vastgesteld in de FML van 2 december 2021.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
14. De arbeidsdeskundige B&B heeft op grond van de FML van 2 december 2021 vastgesteld dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen werk als technisch medewerker, omdat deze functie zijn belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige B&B heeft vervolgens functies gezocht die eiser in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies en één reservefunctie opgeleverd.
Het gaat om:
- ( SBC-code 265110) Assembleerder installatie, motoren, voertuigen;
- ( SBC-code 261010) Conciërge, huismeester, huisbewaarder;
- ( SBC-code 111190) Inpakker (handmatig).
En de reservefunctie (SBC-code 315133) Administratief medewerker (document scannen).
15. Eiser stelt dat de functies niet geschikt zijn. Bij de functie van Assembleerder installatie, motoren, voertuigen is onder andere het werken met de kleine boutjes en onderdelen voor eiser niet mogelijk. Hij kan niet goed zien welke kleine onderdelen hij moet pakken en waar hij deze moet plaatsen. Ook moet eiser veel tillen in deze functie. De functie van Conciërge vindt eiser ongeschikt omdat hij veel trappen moet lopen, terwijl hij heeft aangegeven dat hij dit niet kan vanwege zijn vermoeidheidsklachten. Ook is het risico op vallen groot doordat eiser niet goed ziet. Verder dient eiser allerlei verschillende taken uit te voeren, waarbij het belangrijk is dat hij goed ziet. Bovendien is eiser niet in staat om zich met een dienstauto of scooter te verplaatsen. De functie van Administratief medewerker is volgens eiser ongeschikt omdat hij zich moet focussen op het scannen van documenten, lezen wat het voor document is en zich vervolgens concentreren op het computerscherm, waar fel licht vanaf straalt, om de documenten in de juiste mappen op te bergen. Dit is volgens eiser voor iemand met oogproblemen een onmogelijke opgave. De functie van Inpakker is volgens eiser ongeschikt omdat moet worden gewerkt met een bepaald nauwkeurigheidsniveau en een bepaald handelingstempo. Hiertoe is eiser door zijn oogproblemen niet toe in staat. Ook de stress die het geeft, dat er andere mensen van zijn handelingen afhankelijk zijn, maakt dat deze functie niet geschikt is.
16. De stelling van eiser dat hij de functies gezien zijn klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite ook gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
17. De arbeidsdeskundige B&B heeft in haar rapport voldoende uitgelegd waarom de functies geschikt zijn voor eiser. De arbeidsdeskundige B&B heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Ook blijkt uit de arbeidsdeskundige onderbouwing dat de arbeidsdeskundige B&B heeft overlegd met de verzekeringsarts B&B met betrekking tot het item boven schouderhoogte actief zijn. De toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd dat eiser in staat is de functies te vervullen.
18. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiser op 1 april 2022 met de middelste van de drie voor de schatting gebruikte functies 70,27% kan verdienen van het loon dat hij verdiende met zijn eigen werk, zodat hij voor de overige 29,73% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

19. Het UWV heeft terecht besloten om de WIA-uitkering van eiser per 1 april 2022 te beëindigen, omdat hij per die datum voor 29,73% arbeidsongeschikt is.
20. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 27 februari 2023 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. J.G.M. Koning, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.