ECLI:NL:RBDHA:2023:2625

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2023
Publicatiedatum
6 maart 2023
Zaaknummer
SGR 22/3450
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en toekenning WGA-vervolguitkering

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 27 februari 2023, in de zaak SGR 22/3450, wordt het beroep van eiser tegen de beslissing van het UWV beoordeeld. Eiser had een WGA-vervolguitkering aangevraagd, waarbij zijn arbeidsongeschiktheidspercentage op 44,93% was vastgesteld. Het UWV had deze beslissing genomen na medisch en arbeidskundig onderzoek. Eiser was het niet eens met deze vaststelling en stelde dat zijn beperkingen niet adequaat waren onderkend. De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op 15 oktober 2021 voor 44,93% arbeidsongeschikt is. De rechtbank concludeert dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser overtuigend heeft gemotiveerd en dat er geen aanleiding is om aan deze beoordeling te twijfelen. Eiser heeft zijn standpunt niet met medische informatie onderbouwd, waardoor de rechtbank het beroep ongegrond verklaart. De rechtbank wijst ook het verzoek om schadevergoeding af, omdat eiser geen gelijk heeft gekregen in zijn beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/3450

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Tracey),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: T. Eversteijn).

Inleiding

Het UWV heeft de aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegewezen en eiser een WGA-vervolguitkering toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 44,93%.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 25 april 2022.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser heeft voor het laatst gewerkt als productiemedewerker voor gemiddeld 26,50 uur per week. Op 18 oktober 2019 heeft eiser zich ziekgemeld vanwege gezondheidsklachten. Het UWV heeft eiser vervolgens ziekengeld op grond van de Ziektewet toegekend.
2. Eiser heeft een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiser op 15 oktober 2021 voor 44,93% arbeidsongeschikt is en heeft daarom besloten om hem per die datum een WGA-vervolguitkering toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 13 april 2022. De medische belastbaarheid van eiser is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 10 augustus 2021
.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige van 15 september 2021.

Wat vindt eiser

6. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij stelt dat de bevindingen van de verzekeringsarts B&B geen recht doen aan zijn beperkingen.
7. Eiser stelt dat het UWV in bezwaar ten onrechte geen arbeidsdeskundige heeft ingeschakeld. Er zijn volgens hem wel degelijk arbeidskundige gronden aangevoerd. Hierdoor is de bestreden beslissing op een onzorgvuldige wijze tot stand gekomen en dient de beslissing te vervallen.
8. Eiser verzoekt om verweerder te veroordelen tot betaling van de proceskosten en de wettelijke rente over de na te betalen uitkering.

Wat vindt de rechtbank

9. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser 44,93% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 15 oktober 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
10. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 15 oktober 2021 voor 44,93% arbeidsongeschikt is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
De beoordeling van de belastbaarheid
11. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op 15 oktober 2021 in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
12. Eiser stelt dat de bevindingen van de verzekeringsarts B&B geen recht doen aan zijn beperkingen. Eiser heeft dit standpunt niet nader toegelicht. Ook heeft eiser zijn standpunt niet met medische informatie onderbouwd. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de medische belastbaarheid van eiser zoals de verzekeringsarts B&B die heeft vastgesteld.
13. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op 15 oktober 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
14. De arbeidsdeskundige heeft op grond van de FML van 10 augustus 2021 vastgesteld dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen werk als productiemedewerker, omdat deze functie zijn belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige heeft functies gezocht die eiser in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies en twee reservefuncties opgeleverd.
Het gaat om:
- ( SBC-code 111180) Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten);
- ( SBC-code 267041) Assemblage medewerker electrotechnische producten;
- ( SBC-code 268040) Papierwarenmaker, dozenmaker, kartonnagewerker.
En de reservefuncties (SBC-code 111334) Huishoudelijk medewerker gebouwen en (SBC-code 271130) Samensteller kunststof en rubberproducten.
15. Eiser stelt dat het UWV in bezwaar ten onrechte geen arbeidsdeskundige heeft ingeschakeld. Er zijn volgens hem wel degelijk arbeidskundige gronden aangevoerd. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep brengt het heroverwegingskarakter van de bezwaarprocedure niet met zich dat de arbeidskundige aspecten van het primaire besluit in iedere bezwaarprocedure beoordeeld dienen te worden door een arbeidsdeskundige B&B. Indien er geen expliciete arbeidskundige bezwaren zijn aangevoerd of op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld dat de geselecteerde functies voldoen aan de aangegeven beperkingen en/of andere vastgestelde voorwaarden dan wel dat de rekenkundige beoordeling juist is uitgevoerd, kan worden volstaan met een beoordeling door de medewerker bezwaar/beroep en behoeft de zaak niet te worden voorgelegd aan de bezwaararbeidsdeskundige. [1] Het UWV stelt in het verweerschrift dat de arbeidskundige gronden er op neer komen dat eiser van mening is dat er te weinig beperkingen zijn aangenomen onder andere op zitten, in één houding blijven, verdelen van de aandacht, concentreren en samenwerken. Dit zijn volgens het UWV medische gronden. Nu er door de verzekeringsarts B&B geen dan wel minder beperkingen zijn aangenomen zijn er geen signaleringen op deze punten. De arbeidsdeskundige B&B heeft hier dan ook niet aanvullend op hoeven motiveren. Zij heeft het dossier wel bestudeerd maar kon zich geheel vinden in het opgestelde rapport van de primaire arbeidsdeskundige. De rechtbank kan deze redenering volgen en is dan ook van oordeel dat het UWV in bezwaar geen arbeidsdeskundige hoefde in te schakelen.
16. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser op 15 oktober 2021 met de middelste van de drie voor de schatting gebruikte functies 55,07% kan verdienen van het loon dat hij verdiende met zijn eigen werk, zodat hij voor de overige 44,93% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

17. Het UWV heeft terecht besloten om eiser per 15 oktober 2021 een WGA-vervolguitkering toe te kennen, omdat hij per die datum voor 44,93% arbeidsongeschikt is.
18. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, wijst de rechtbank het verzoek om schadevergoeding (wettelijke rente) af en worden de door hem gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 27 februari 2023 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. J.G.M. Koning, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 3 januari 2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AU9061.