In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 januari 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. G.J. Dijkman, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. M. Lorier, had de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, waarbij Italië als verantwoordelijk land werd aangewezen. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat Italië volgens hem niet langer kan voldoen aan zijn verplichtingen uit de Dublinverordening, gezien de recente circular letter van 5 december 2022 waarin Italië aangaf geen Dublin-transfers meer te accepteren vanwege een tekort aan opvangfaciliteiten.
De rechtbank heeft de zaak op 24 januari 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de vertegenwoordiger van verweerder. De rechtbank heeft overwogen dat de situatie in Italië, zoals beschreven in de circular letter, niet kan worden aangemerkt als een tijdelijk feitelijk overdrachtsbeletsel. De rechtbank concludeert dat de overdracht aan Italië op dit moment niet kan plaatsvinden, omdat Italië geen opvang kan bieden. De rechtbank heeft het bestreden besluit van de Staatssecretaris vernietigd, omdat deze niet voldoende had onderzocht of Italië zijn opvangverplichtingen nakomt. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak.
De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiser vastgesteld op € 1.674,-, en heeft bepaald dat tegen deze uitspraak hoger beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.