Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.2078
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. V. Senczuk),
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: S. Faddach).
Bij besluit van 23 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 30 januari 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1974.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3h. tot ongewenst vreemdeling is verklaard als bedoeld in artikel 67 van de Wet of tegen
hem een inreisverbod is uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Wet;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer; en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser alleen de zware grond onder 3d heeft betwist. Hiertoe voert hij aan dat hij wel voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit omdat hij een kopie van zijn paspoort heeft overgelegd zodat zijn identiteit vaststaat. Eiser vraagt zich af wat hij dan nog meer had moeten en kunnen doen. Verweerder heeft ter zitting medegedeeld dat hij de lichte grond onder 4e niet langer handhaaft.
4. De rechtbank oordeelt dat de zware gronden onder 3c en 3d feitelijk juist en voldoende gemotiveerd zijn. Eiser heeft namelijk een kopie van zijn paspoort overgelegd, maar dat was in het kader van zijn verblijfsprocedure. Van eiser mag verwacht worden dat hij meer activiteiten onderneemt, door bijvoorbeeld in het bezit te komen van een echt paspoort in plaats van enkel een kopie. Eiser heeft verder geen activiteiten ondernomen om zijn identiteit en nationaliteit vast te stellen. Daarom mag de zware grond onder 3d aan de maatregel van bewaring van eiser ten grondslag worden gelegd. Daarnaast heeft eiser de zware grond onder 3c niet betwist.
5. De zware gronden onder 3c en 3d zijn al voldoende om aan te nemen dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Deze gronden kunnen daarom de maatregel van bewaring al dragen. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Eiser voert verder aan dat er geen sprake is van zicht op uitzetting van eiser naar Marokko. Verweerder heeft zowel op zaaksniveau als op individueel niveau onvoldoende informatie verstrekt om te kunnen oordelen dat er in het algemeen, dan wel in het bijzonder voor eiser zicht op uitzetting is naar Marokko. Eiser verwijst daarbij naar het
‘Model 120 (Voortgangs)Gegevens met betrekking tot uitzetting’van 18 december 2020. Dit is een voortgangsrapportage van een eerdere inbewaringstelling van eiser. Deze eerdere inbewaringstelling heeft niet geleid tot het verstrekken van een laissez passer (lp) door de Marokkaanse autoriteiten. Eiser had toen een kopie van zijn paspoort overgelegd, waardoor een lp wel snel afgegeven had kunnen worden. Verder is het ook nog maar de vraag of de Marokkaanse autoriteiten bereid zijn om hun medewerking te verlenen aan de terugkeer van eiser, omdat hij al sinds 1985 in Nederland verblijft en niet vrijwillig wil terugkeren. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) heeft op 2 april 20211 ook geoordeeld dat er geen zicht op uitzetting is naar Marokko, door de passieve houding van de Marokkaanse autoriteiten door geen lp’s af te geven. Door de ABRvS is daarna te snel, namelijk op 14 november 20222, geoordeeld dat de huidige situatie in Marokko anders ligt dan ten tijde van de uitspraak van 2 april 2021. Verder twijfelt eiser aan de cijfers die