ECLI:NL:RBDHA:2023:2516

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 januari 2023
Publicatiedatum
3 maart 2023
Zaaknummer
NL22.26490
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van reiskosten na opgeheven bewaring in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 januari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van reiskosten na de opheffing van de maatregel van bewaring van eiseres. De maatregel was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 20 december 2022. Eiseres had beroep ingesteld tegen dit besluit, dat tevens werd aangemerkt als een verzoek om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 2 januari 2023 was eiseres aanwezig, maar haar gemachtigde was niet verschenen. De rechtbank heeft de behandeling van het beroep aangehouden, maar op dezelfde dag heeft verweerder de maatregel van bewaring opgeheven en een schadevergoeding van € 1.460,- en een proceskostenvergoeding van € 837,- aangeboden aan eiseres. Op 5 januari 2023 heeft de gemachtigde van eiseres het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van € 16,50 voor gemaakte reiskosten voor het bezoeken van eiseres in het Detentiecentrum te Zeist op 2 januari 2023. De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat de door verweerder aangeboden proceskosten gelijk zijn aan het forfaitaire bedrag dat in het Besluit proceskosten bestuursrecht is genoemd. Daarnaast is vastgesteld dat reiskosten voor het bezoeken van een cliënt volgens vaste rechtspraak geacht worden inbegrepen te zijn in de forfaitaire vergoeding. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de gevraagde vergoeding toe te kennen en heeft het verzoek afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.26490
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. J. van Appia),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. R.P.G. van Bel).

Procesverloop

Bij besluit van 20 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep is tevens aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 2 januari 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen. Als tolk is verschenen mw. P. Berry. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Omdat de gemachtigde van eiseres niet is verschenen, is de behandeling van het beroep aangehouden.
Verweerder heeft op 2 januari 2023 de maatregel van bewaring opgeheven en aan eiseres een bedrag van € 1.460,- aan schadevergoeding en een bedrag van € 837,- aan proceskostenvergoeding aangeboden.
Bij bericht van 5 januari 2023 heeft de gemachtigde van eiseres het beroep ingetrokken. Een nadere zitting heeft niet plaatsgevonden. Op 5 januari 2023 heeft hij verzocht om vergoeding van € 16,50 voor gemaakte reiskosten, vanwege het bezoeken van eiseres in het Detentiecentrum te Zeist op 2 januari 2023. De rechtbank beslist nu op dit verzoek.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. De rechtbank stelt vast dat de door verweerder aangeboden proceskosten gelijk zijn aan het in het Besluit proceskosten bestuursrecht genoemde forfaitaire bedrag voor het indienen van een beroepschrift (één procespunt).
3. Reiskosten voor het bezoeken van een cliënt worden volgens vaste rechtspraak1 geacht te zijn inbegrepen in de forfaitaire vergoeding. Gesteld noch gebleken is dat dit in dit geval anders zou moeten zijn. Ook overigens ziet de rechtbank geen aanleiding om de gevraagde vergoeding toe te kennen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Verduijn, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Bruins, griffier.
1 Bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 15 juni 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1773
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
30 januari 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.