Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Nigeriaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 12 december 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:13603. Vervolgens is al eerder een vervolgberoep ingediend. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 23 januari 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:759, volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag heeft gelegen rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds dat moment de maatregel van bewaring rechtmatig is. 4. Eiser stelt dat zicht op uitzetting ontbreekt, nu de Nigeriaanse autoriteiten geen LPhebben afgegeven en de geplande uitzetting daardoor is geannuleerd. De LP is geweigerd omdat eiser middels de IOMzou vertrekken, maar dit is niet gebeurd. Dat het vertrek middels de IOM niet heeft plaatsgevonden, is volgens eiser te wijten aan een miscommunicatie. Hij wijst daarbij op het vertrekgesprek van 14 februari 2023. Eiser stelt dat hij voldoende meewerkt aan zijn vertrek. Zo heeft hij meegewerkt aan het gesprek met de Nigeriaanse autoriteiten ter vaststelling van zijn nationaliteit en heeft hij aangegeven terug te willen naar Nigeria. Eiser meent daarom dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel.
5. Uit de vertrekgesprekken en de voortgangsrapportage blijkt dat verweerder heeft ingezet op zowel vertrek middels DT&Vals de IOM. Nadat de nationaliteit van eiser is bevestigd door de Nigeriaanse autoriteiten, is DIAal eens gevraagd naar de mogelijkheid om voor eiser een vlucht te boeken. Nadat eiser tijdens het vertrekgesprek van 3 februari 2023, waarbij hij aangaf niet mee te willen vertrekken met de IOM, is DIA (weer) gevraagd om een LP-aanvraag te starten. Voorts besloot eiser toch mee te willen werken met een vertrek middels de IOM. Er stond een vlucht gepland voor eiser om middels de IOM te vertrekken op 13 februari 2023, maar verweerder heeft daarbij, terecht, rekening gehouden met het risico dat eiser uiteindelijk niet mee zou werken, waardoor de maatregel van bewaring destijds niet is opgeheven.
6. De reden dat de Nigeriaanse autoriteiten geen LP hebben afgegeven is gelegen in het feit dat de autoriteiten wilde afwachten of eiser middels de IOM zou vertrekken. Eiser heeft dit vervolgens niet heeft gedaan, naar eigen zeggen omdat bepaalde dingen voor hem niet duidelijk waren. De rechtbank leidt hier in ieder geval niet aan af dat de Nigeriaanse autoriteiten bij een volgende aanvraag geen LP zullen afgeven.
7. Zodra het verweerder duidelijk werd dat de vlucht met de IOM niet is doorgegaan, heeft verweerder voldoende voortvarend gehandeld door direct te kijken naar de mogelijkheid om twee dagen later, op 15 februari 2023, voor eiser een vlucht te regelen. Vervolgens is contact opgenomen met DIA over de afgifte van een LP. DIA heeft aangegeven dat dit niet binnen twee dagen kon lukken, maar meer tijd nodig is. Daarna heeft verweerder opdracht gegeven om een nieuwe vlucht te boeken voor eiser. Dat het vertrek middels de IOM is geannuleerd, maakt niet dat het niet meer mogelijk is om middels DT&V te vertrekken. Van belang is dat verweerder dan ook de tijd gegund dient te worden om de nieuwe vlucht te boeken, opnieuw een LP aan te vragen en om het vertrek met DT&V te realiseren. De rechtbank ziet geen aanleiding voor de conclusie dat er, gelet op de voorgaande geschetste gang van zaken, geen zicht op uitzetting meer is en de maatregel daarom onrechtmatig is geworden.
8. Het is de rechtbank verder niet gebleken dat de aan de maatregel ten grondslag gelegde gronden, en het daaruit volgende risico op onttrekking aan het toezicht, niet meer van toepassing zijn op eiser. Dat eiser stelt teleurgesteld te zijn dat de vlucht op 13 februari 2023 is geannuleerd en hij zich verder meewerkend opstelt, maakt dit niet anders. De rechtbank wijst daarbij ook op het vertrekgesprek van 3 februari 2023, waar eiser juist weer heeft verklaard niet terug te willen keren naar Nigeria, maar in Nederland te willen blijven. Voorts heeft hij niet meegewerkt aan de voor hem geplande vlucht middels de IOM. Eiser heeft verder geen omstandigheden aangevoerd die de bewaring onevenredig bezwarend maken. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder niet gehouden was een lichter middel aan eiser op te leggen.
9. De rechtbank overweegt tot slot dat zij, nu zij gehouden is de maatregel van bewaring ambtshalve op rechtmatigheid te beoordelen, ook los van wat eiser aanvoert geen aanleiding ziet voor het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
10. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.