ECLI:NL:RBDHA:2023:2497

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 januari 2023
Publicatiedatum
3 maart 2023
Zaaknummer
NL22.25866
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet in behandeling nemen verblijfsvergunning asiel door Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 januari 2023 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. Dit besluit was gebaseerd op de stelling dat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag, conform de Dublinverordening. Eiser was niet verschenen op de zitting, maar zijn gemachtigde was aanwezig. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de Staatssecretaris terecht had geoordeeld dat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. De rechtbank overwoog dat eiser niet had aangetoond dat er redenen waren om van het interstatelijk vertrouwensbeginsel af te wijken. De rechtbank concludeerde dat de situatie in Spanje, zoals beschreven in het AIDA-rapport, niet wezenlijk was verslechterd ten opzichte van eerdere rapporten, en dat eiser geen asielverzoek in Spanje had ingediend. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 11 januari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.25866
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V Nummer]

(gemachtigde: mr. E.H. Bokhorst),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: A.S. van den Anker).

Procesverloop

Bij besluit van 16 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL22.25867, op 10 januari 2023 op zitting behandeld. Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
1. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond
van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om overname gedaan. Spanje heeft dit verzoek aanvaard.
2. De rechtbank overweegt dat verweerder in zijn algemeenheid ten opzichte van Spanje mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit is bevestigd in de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 8 juli 2021 en van 13 mei 2022.1 Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet mag. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser hier niet in geslaagd.
3. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat er in zijn situatie niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan mag worden. Het AIDA-rapport van 29 april 2022 gaat om een update van de situatie in Spanje. Uit het rapport volgt niet dat de situatie in Spanje na de vorige AIDA-rapporten dusdanig is verslechterd dat verweerder niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. Dit nieuwe rapport verschilt dus niet wezenlijk van het AIDA-rapport waarop de Afdeling zich heeft gebaseerd in haar uitspraak van 8 juli 2021. Uit dit rapport blijkt ook niet dat Dublinterugkeerders in het geheel geen toegang tot opvang of de asielprocedure krijgen. Uit de rapporten blijkt dat de Spaanse autoriteiten actie ondernemen naar aanleiding van klachten over het uitsluiten van Dublinterugkeerders van opvang en voorzieningen en blijkt dus dat zij hier niet onverschillig tegenover staan. De omstandigheid dat eiser bij zijn eerdere terugkeer naar Spanje geen opvang heeft genoten, maakt het voorgaande niet anders, omdat hij zich niet heeft gewend tot de Spaanse autoriteiten. Als eiser toch in onzekerheid komt te verkeren over de toegang tot de asielprocedure of de opvangvoorzieningen in Spanje, moet hij daarover klagen bij de daartoe geëigende instanties, dan wel bij de (hogere) Spaanse autoriteiten. Niet gesteld of gebleken is dat klagen voor eiser onmogelijk is of dat dit bij voorbaat zinloos is.
4. Over de persoonlijke ervaringen van eiser is de rechtbank verder van oordeel dat hieruit niet volgt dat verweerder het asielverzoek van eiser op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening aan zich had dienen te trekken. Eiser heeft in Spanje geen asielverzoek ingediend.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 januari 2023 door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
11 januari 2023

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.