ECLI:NL:RBDHA:2023:2395
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag en bestuurlijke dwangsommen
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 27 februari 2023, wordt het beroep van eiser tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. Eiser had op 3 juni 2022 beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op zijn asielaanvraag van 18 november 2021. Op 6 september 2022 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen en een verblijfsvergunning asiel verleend aan eiser, geldig tot 18 november 2026. Verweerder stelde echter ook vast dat hij geen dwangsom verschuldigd was wegens het niet tijdig beslissen.
Eiser handhaafde zijn beroep op 12 september 2022, maar de rechtbank oordeelt dat, gezien de inwilliging van de asielaanvraag, eiser geen procesbelang meer heeft in deze zaak. De rechtbank verwijst naar artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat stelt dat als een besluit aan het beroep tegemoetkomt, er geen procesbelang meer is. Eiser had ook beroep ingesteld tegen het besluit van 6 september 2022, dat onder een ander zaaknummer bekend was.
De rechtbank overweegt verder dat de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND van toepassing is, waardoor verweerder geen bestuurlijke dwangsommen aan eiser kan verbeuren. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft eerder geoordeeld dat deze wet niet in strijd is met het Unierecht. Aangezien eiser met zijn beroep niet kan bereiken wat hij wil, ontbreekt ook hier het procesbelang. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is en veroordeelt verweerder tot vergoeding van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 418,50, voor de door een derde verleende rechtsbijstand.