ECLI:NL:RBDHA:2023:2311

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 februari 2023
Publicatiedatum
28 februari 2023
Zaaknummer
NL22.24604
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens onbekende verblijfplaats van eiser

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 24 februari 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Ghanese nationaliteit, heeft op 19 november 2021 met onbekende bestemming het land verlaten en sindsdien geen contact meer onderhouden met zijn gemachtigde, mr. W. Spijkstra. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de asielaanvraag van eiser op 25 november 2022 afgewezen als kennelijk ongegrond, en had een vertrektermijn onthouden en een inreisverbod opgelegd.

Tijdens de zitting op 24 februari 2023 was eiser niet aanwezig, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen procesbelang meer heeft bij het beroep, aangezien hij met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact heeft onderhouden met zijn gemachtigde. De rechtbank concludeert dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland, wat leidt tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep.

De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter T.A. Oudenaarden, in aanwezigheid van griffier M. Lok. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.24604
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Ghanese nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. W. Spijkstra),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. J.H.A. van Eijk).

Inleiding1.In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag van 7 januari 2020. De staatssecretaris heeft deze asielaanvraag in het besluit van 25 november 2022 afgewezen als kennelijk ongegrond. De staatssecretaris heeft een vertrektermijn onthouden en een inreisverbod opgelegd.

1.1
De rechtbank heeft het beroep op 24 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris. Eiser is niet verschenen.
1.2
Na de behandeling van de zaak op zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

2. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
3.1
Op zitting heeft de gemachtigde van eiser verklaard dat hij sinds de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 februari 2022 in eisers zaak geen contact meer heeft met eiser en niet weet waar eiser verblijft. Eiser is ook niet op zitting verschenen.
3.2
Hierin ziet de rechtbank aanleiding om te onderzoeken of eiser nog procesbelang heeft bij het beroep.
3.3
Uit vaste rechtspraak volgt dat, als de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde, hij kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. In dat geval heeft de vreemdeling geen rechtens te beschermen belang meer bij een beoordeling van het beroep. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt. [1]
3.4
In deze zaak is de rechtbank uit het dossier gebleken dat eiser op 19 november 2021 met onbekende bestemming is vertrokken. Eiser heeft sinds 17 februari 2022 geen contact met zijn gemachtigde onderhouden en de gemachtigde is niet op de hoogte van de verblijfplaats van eiser. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming en dus geen belang meer heeft bij de beoordeling van het beroep. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2023 door
mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Lok, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579