In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag is op 7 mei 2022 ingediend, en verweerder had uiterlijk zes maanden na ontvangst van de aanvraag, dus voor 7 november 2022, moeten beslissen. Eiser heeft verweerder op 21 november 2022 in gebreke gesteld, maar heeft pas meer dan twee weken later beroep ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep ontvankelijk en gegrond is, en heeft verweerder opgedragen binnen zestien weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen.
De rechtbank heeft in overweging genomen dat eiser nog niet is gehoord in deze zaak. Daarom is er een termijn van acht weken na de verzending van de uitspraak vastgesteld voor het afnemen van een eerste gehoor, gevolgd door nog eens acht weken voor het bekendmaken van het besluit op de aanvraag. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 418,50, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld voor het indienen van het beroepschrift.
De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, en is openbaar gemaakt op 12 januari 2023. De rechtbank heeft de beslissing genomen dat het beroep gegrond is, en heeft het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder vernietigd.