ECLI:NL:RBDHA:2023:22230

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 september 2023
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
NL23.22249
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Nigeriaanse eiseres wegens ongeloofwaardigheid en onzorgvuldige besluitvorming

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Nigeriaanse eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Eiseres heeft op 10 november 2021 asiel aangevraagd, maar haar aanvraag werd op 28 juli 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 29 augustus 2023 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk. De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiseres niet slagen en dat het beroep ongegrond is. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door correcties en aanvullingen niet af te wachten, maar de rechtbank oordeelt dat het besluit niet onzorgvuldig is, omdat verweerder rekening heeft gehouden met de later ingediende correcties.

Eiseres, die in 2009 naar Europa is gereisd na seksueel misbruik door haar oom, heeft een aantal redenen voor haar asielaanvraag aangedragen, waaronder bedreigingen door Boko Haram. De rechtbank oordeelt dat verweerder de verklaringen van eiseres terecht ongeloofwaardig heeft geacht, omdat zij summier en onvoldoende gedetailleerd waren. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de aanvraag af te wijzen, omdat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden die een verblijfsvergunning op humanitaire gronden rechtvaardigen. De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.674,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.22249

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. E. Maalsen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. T. Pourjalili).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Zij heeft op 10 november 2021 een asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 28 juli 2023 in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 29 augustus 2023 op zitting behandeld, gelijktijdig met het beroep van de partner van eiseres [1] . Eiseres was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen I.D.O. Onwuegbuchu. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank is van oordeel dat de beroepsgronden van eiseres niet slagen en dat het beroep daarom ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
3. Eiseres heeft de Nigeriaanse nationaliteit en is geboren op [datum] 1986. Zij legt aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiseres is in 2009 naar haar oom verhuisd. Haar oom heeft eiseres negen maanden lang seksueel misbruikt. Eiseres heeft dit aan een vriendin verteld. Die vriendin heeft het aan de tante van eiseres verteld, die haar oom daarmee heeft geconfronteerd. Daarna heeft de oom van eiseres haar met de dood bedreigd. Eiseres is toen met hulp van een mensenhandelaar naar Europa gereisd en is in Griekenland uitgebuit en tot prostitutie gedwongen. De mensenhandelaar is ook lid van een cult en heeft de moeder en zussen van eiseres bedreigd, onder meer met voodoo, omdat eiseres een schuld bij hem uit heeft staan. Daarnaast vreest eiseres voor Boko Haram.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
identiteit, nationaliteit en herkomst;
seksueel misbruik en bedreigingen door oom;
mensenhandel en problemen met mensenhandelaar.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het tweede en derde element ongeloofwaardig zijn. De omstandigheid dat eiseres voor Boko Haram vreest, is volgens verweerder geen relevant element omdat eiseres niet afkomstig is uit een provincie waar geweld van Boko Haram voornamelijk plaatsvindt. Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Heeft verweerder ten onrechte de correcties en aanvullingen niet afgewacht voor het uitbrengen van het voornemen?
5. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte het voornemen heeft uitgebracht voordat de correcties en aanvullingen waren ingediend, waardoor deze niet betrokken konden worden bij het voornemen. Dat maakt de besluitvorming volgens eiseres onzorgvuldig.
5.1
De rechtbank betrekt de volgende feiten zoals die door de gemachtigde van eiseres zijn toegelicht en volgen uit het dossier. Verweerder heeft de gemachtigde van eiseres op 13 juli 2023 bij brief geïnformeerd dat zij (uiterlijk) op 20 juli 2023 de correcties en aanvullingen in kon dienen en dat eveneens op 20 juli 2023 een voornemen zou worden uitgebracht. Verweerder heeft op 20 juli 2023 telefonisch navraag gedaan wanneer de correcties en aanvullingen zouden worden ingediend. Om 16.01 uur is door de gemachtigde een mail gestuurd dat deze zo spoedig mogelijk zouden volgen. Om 17.49 uur heeft verweerder per e-mail verzocht de correcties en aanvullingen voor 18.00 uur in te dienen, waarna verweerder om 18.15 uur een voornemen bekend heeft gemaakt. De rechtbank volgt eiseres in haar standpunt dat deze werkwijze van verweerder onzorgvuldig is, nu de gemachtigde van eiseres er vanuit mocht gaan dat de termijn voor het indienen van correcties en aanvullingen doorliep tot het einde van de dag omdat in de brief van 13 juli 2023 geen tijdstip stond vermeld waarvoor de correcties en aanvullingen moesten worden ingediend. Het besluit bevat daarom een zorgvuldigheidsgebrek.
5.2
De rechtbank constateert echter dat uit het bestreden besluit blijkt dat verweerder rekening heeft gehouden met de na het uitbrengen van het voornemen ingediende correcties en aanvullingen. De rechtbank ziet daarom niet in dat eiseres door het gebrek in haar belangen is geschaad. Daarom passeert de rechtbank het gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Is het gehoor zorgvuldig afgenomen?
6. Eiseres voert aan dat bij het gehoor onvoldoende rekening is gehouden met de persoon van eiseres en haar referentiekader. Zij heeft geen opleiding gevolgd en is laaggeletterd. Eiseres heeft daarnaast tijdens het gehoor aangegeven dat zij het lang vond duren. Dit kan gevolgen hebben voor haar antwoorden, nu verweerder er desondanks voor heeft gekozen het gehoor voort te zetten. Het gehoor is daarom op onzorgvuldige wijze afgenomen, aldus eiseres.
6.1
De rechtbank constateert dat eiseres tijdens het nader gehoor heeft verklaard dat het ‘teveel is geworden’, omdat zij al drie uur vragen zat te beantwoorden. Eiseres is toen gevraagd of zij behoefte had aan een pauze, waarop eiseres ontkennend heeft geantwoord. Later heeft eiseres de gehoormedewerker verzocht om een door de gehoormedewerker voorgestelde pauze over te slaan en het gehoor voort te zetten, omdat het haar stress gaf om steeds naar beneden en naar boven te gaan. De gehoorambtenaar heeft besloten toch te pauzeren, en daarbij uitgelegd dat dit belangrijk is voor de kwaliteit van het gehoor en voorgesteld dat eiseres de lift zou kunnen nemen. De rechtbank is van oordeel dat eiseres hiermee voldoende gelegenheid is gegeven om in haar eigen tempo de vragen te beantwoorden en daarbij pauzes te nemen indien nodig. Uit de verklaringen van eiseres blijkt niet dat zij niet in staat was het gehoor voort te zetten. De rechtbank ziet daarom geen reden om aan te nemen dat de duur van het gehoor van invloed is geweest op de kwaliteit van de antwoorden van eiseres.
6.2
Ook ziet de rechtbank niet in dat de gehoormedewerker onvoldoende rekening is gehouden met het referentiekader van eiseres. Verweerder heeft in dat verband ter zitting verwezen naar passages in het gehoor waar de gehoorambtenaar vragen heeft verduidelijkt en simpele vragen heeft gesteld. Eiseres heeft niet geconcretiseerd waar haar laaggeletterdheid van invloed is geweest op de manier waarop het gehoor is verlopen.
Is het tweede element ten onrechte ongeloofwaardig geacht?
7. Eiseres voert samengevat het volgende aan. Verweerder heeft zich ten onrechte op het standpunt gesteld heeft dat eiseres summier heeft verklaard in het vrije relaas. Volgens eiseres is dit te wijten aan de vraagstelling van verweerder, omdat de gehoormedewerker eiseres eerst een eerdere summiere verklaring heeft voorgehouden en haar vervolgens heeft gevraagd de directe reden voor haar vertrek te vertellen. Eiseres bestrijdt daarnaast dat haar verklaringen over het inlichten van haar vriendin summier, vaag, en wisselend zijn. Eiseres is slachtoffer van misbruik, dus het is niet ongebruikelijk dat zij pas in een laat stadium in staat was daarover aan anderen te vertellen. Verder voert eiseres aan dat op sommige punten ten onrechte voorbij is gegaan aan de correcties en aanvullingen op de verklaringen van eiseres in het nader gehoor. Ook voert eiseres aan dat verweerder haar ten onrechte heeft tegengeworpen dat zij nog bij haar oom heeft geslapen nadat hij haar met de dood heeft bedreigd. Eiseres had geen keus, omdat zij anders op straat had moeten slapen, wat te gevaarlijk was geweest.
7.1
De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat haar ten onrechte is verweten dat zij summier heeft verklaard in het vrije relaas. De rechtbank constateert dat eiseres bij het vrije relaas is gevraagd in chronologische volgorde te vertellen, waar zij kan ook namen, plaatsen en data te noemen en haar tijd daarvoor te nemen. Nadat eiseres daarop kort haar redenen voor vertrek heeft genoemd, heeft de gehoormedewerker haar opnieuw gevraagd om vanaf het begin te vertellen hoe de problemen met haar oom zijn ontstaan. [2] De rechtbank ziet daarom geen aanleiding voor het oordeel dat eiseres onvoldoende in de gelegenheid is gesteld om haar eigen verhaal te vertellen.
7.2
Dat geldt ook voor de tegenwerping van verweerder dat eiseres summier heeft verklaard over het inlichten van de vriendin over het seksuele misbruik. Zoals verweerder ter zitting heeft toegelicht wordt eiseres niet tegengeworpen dat het ongerijmd is dat zij de vriendin pas later heeft verteld over het seksuele misbruik. Aan eiseres is echter wel tegengeworpen dat zij niet heeft kunnen toelichten op welk moment dat (bij benadering) was, en wat haar beweegredenen waren om haar vriendin juist op dat moment in te lichten. Eiseres heeft onvoldoende gemotiveerd waarom verweerder in dat standpunt niet kan worden gevolgd. Nu de verklaringen van eiseres over het slachtoffer zijn van misbruik de kern van haar asielrelaas betreffen, mocht verweerder van eiseres verwachten dat zij over die gebeurtenissen meer kan verklaren dan de door haar afgelegde summiere verklaringen.
7.3
De rechtbank volgt eiseres ook niet in haar stelling dat verweerder de correcties en aanvullingen die zien op de confrontatie tussen de oom en tante van eiseres onvoldoende heeft betrokken. Uit een uitspraak [3] van de Afdeling [4] volgt dat verweerder van eiseres een toelichting op de correcties en aanvullingen mag verlangen. Het is immers aan eiseres om datgene naar voren te brengen wat zij ter onderbouwing van haar asielaanvraag van belang acht. Als er sprake is van een wezenlijk verschil tussen een verklaring en de correcties en aanvullingen daarop, dan mag van eiseres verwacht worden dat zij dit uitlegt [5] .
Zoals de rechtbank hiervoor al heeft overwogen, mocht van eiseres verwacht worden dat zij uitgebreider kon verklaren over de gestelde gebeurtenissen. Verweerder heeft daarom niet ten onrechte overwogen dat niet kan worden ingezien waarom de verklaring van eiseres tijdens het nader gehoor zo summier was ten opzichte van de later gegeven aanvulling. Eiseres heeft hier geen verklaring voor gegeven.
7.4
De rechtbank is, anders dan verweerder, wel van oordeel dat eiseres voldoende heeft toegelicht waarom zij het risico heeft genomen om in het huis van haar oom te slapen nadat hij haar met de dood had bedreigd, maar gelet op de andere tegenwerpingen van verweerder kan het standpunt dat het tweede element ongeloofwaardig is naar het oordeel van de rechtbank in stand blijven.
Is het derde element ten onrechte ongeloofwaardig geacht?
8. De rechtbank stelt voorop dat verweerder, gelet op wat zij hierboven heeft overwogen, aan eiseres heeft mogen tegenwerpen dat zij summier en onvoldoende gedetailleerd heeft verklaard en dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat het gehoor onzorgvuldig is verlopen. Wat eiseres hierover heeft aangevoerd in het kader van het derde element treft geen doel.
8.1
Eiseres heeft verder samengevat aangevoerd dat verweerder haar ten onrechte heeft tegengeworpen dat zij onvoldoende heeft verklaard over de voodoo van de mensenhandelaar. Ook heeft verweerder haar ten onrechte tegengeworpen dat zij wisselend heeft verklaard over wanneer zij, of haar familieleden, voor het laatst bedreigd zouden zijn, aldus eiseres. Dat eiseres niet kon vertellen waar de mensenhandelaar verblijft, is haar ten onrechte tegengeworpen.
8.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder eiseres niet ten onrechte heeft tegengeworpen dat zij onvoldoende gedetailleerd heeft verklaard over de voodoo van de mensenhandelaar. Dat eiseres bekend is met voodoopraktijken en er daarom geen reden zou zijn voor haar om dit nader toe toelichten, neemt niet weg dat het aan eiseres is om haar asielrelaas door middel van haar verklaringen dan wel met documentatie aannemelijk te maken. Verweerder heeft zich daarom op het standpunt kunnen stellen dat eiseres over de voodoopriester, het drankje dat zij moest drinken, en de voodoo die de mensenhandelaar heeft gebruikt, onvoldoende in detail heeft verklaard.
8.3
Ook volgt de rechtbank verweerder in zijn standpunt dat eiseres wisselend en onduidelijk heeft verklaard over de dreigementen van de mensenhandelaar. Eiseres heeft namelijk enerzijds verklaard dat de mensenhandelaar haar moeder en zussen heeft bedreigd via eiseres, en anderzijds dat zij direct problemen met hem hebben gehad, al heeft eiseres niet toegelicht wat deze problemen waren. Ook stelt eiseres eerst dat het zeven jaar geleden is dat er bedreigingen hebben plaatsgevonden en vervolgens dat de bedreigingen nog steeds plaatsvinden. Met de enkele stelling van eiseres in de beroepsgronden dat er na die zeven jaar nog wel dreigementen zijn geweest, maar dan rechtstreeks aan eiseres, heeft eiseres deze onduidelijkheden en ongerijmdheden naar oordeel van de rechtbank onvoldoende opgehelderd.
8.4
De rechtbank overweegt verder dat verweerder eiseres niet heeft tegengeworpen dat zij niet weet waar de mensenhandelaar verblijft, maar dat zij daarover wisselend heeft verklaard. Eiseres heeft eerst aangegeven niet zeker te weten waar hij verblijft en vervolgens dat een van haar zussen heeft verteld dat hij weer naar Nigeria is teruggekeerd. Deze tegenwerping heeft eiseres naar oordeel van de rechtbank onvoldoende bestreden.
8.5
Bovendien heeft verweerder aan eiseres kunnen tegenwerpen dat haar verhaal met betrekking tot haar vlucht uit Griekenland bevreemding wekt. Eiseres heeft daar geen gronden tegen gericht. Reeds om deze redenen vindt de rechtbank dat verweerder het derde element ongeloofwaardig heeft mogen achten.
Komt eiseres in aanmerking voor een verblijfsvergunning op humanitaire gronden?
9. Eiseres heeft verder aangevoerd dat zij in aanmerking dient te komen voor verblijf op grond van bijzondere individuele omstandigheden. Eiseres en haar partner zijn twee baby’s verloren, die in Nederland begraven zijn.
10. De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 3.6ba, eerste lid, van het Vb [6] kan ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd worden verleend als sprake is van een schijnende situatie die gelegen is in een samenstel van bijzondere omstandigheden die de vreemdeling betreffen. Omdat dit een discretionaire bevoegdheid van verweerder betreft, toetst de rechtbank de toepassing van die bevoegdheid door verweerder terughoudend. In dit geval is de rechtbank van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten om geen gebruik te maken van die bevoegdheid. Verweerder heeft zich in het voornemen op het standpunt gesteld dat in dit geval geen sprake is van een samenstel van bijzondere omstandigheden die leidt tot een schrijnende, onvoorziene en individuele situatie. Het is aan eiseres om gemotiveerd aan te geven waarom dat standpunt berust op een ondeugdelijke motivering. Dat heeft eiseres in dit geval niet gedaan. De enkele herhaling van het standpunt dat wel sprake is van een schrijnende situatie, zonder nadere toelichting die ziet op bijvoorbeeld de omstandigheden rondom, of oorzaak van het overlijden van haar kinderen, is daarvoor onvoldoende. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

11. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond.
12. Gelet op wat de rechtbank hiervoor onder 5.1 heeft overwogen, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiseres heeft gemaakt. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van €1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Mac Donald, rechter, in aanwezigheid van mr. R.M. Vaalburg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaaknummer NL23.22248.
2.Pagina 6, nader gehoor.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 27 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2538.
6.Vreemdelingenbesluit 2000.