ECLI:NL:RBDHA:2023:22193
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de afwijzing van verblijfsvergunning voor langdurig verblijvende kinderen en de evenredigheidstoets
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en drie eisers, waaronder twee kinderen en hun moeder. De eisers hadden een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris op 30 juli 2019 was afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 7 november 2022 ongegrond verklaard, waarna eisers beroep instelden en verzochten om een voorlopige voorziening. De rechtbank behandelde de zaak op 16 maart 2023 en stelde in een tussenuitspraak van 20 juli 2023 vast dat er gebreken waren in de besluitvorming van de staatssecretaris, met name met betrekking tot de evenredigheidstoets en de toepassing van artikel 8 van het EVRM. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende rekening had gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de kinderen en de impact van terugkeer naar Nigeria. In de uiteindelijke uitspraak heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de rechtbank inmiddels op het beroep had beslist. De eisers kregen een proceskostenvergoeding van € 2.929,50 toegewezen.