ECLI:NL:RBDHA:2023:22189

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 oktober 2023
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
NL23.28595 en NL23.28596
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen van Syrische eisers in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag de beroepen van twee Syrische eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft de beroepen op 4 oktober 2023 behandeld, waarbij eisers, hun minderjarige kinderen en hun gemachtigde aanwezig waren. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was ook vertegenwoordigd. De rechtbank oordeelt dat de aanvragen niet in behandeling zijn genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan, conform de Dublinverordening. De eisers betogen dat de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Spanje niet voldoen aan de internationale verplichtingen en dat hun overdracht aan Spanje een onevenredige hardheid zou betekenen, vooral gezien de belangen van hun kinderen. De rechtbank heeft begrip voor de situatie van de kinderen, maar concludeert dat de omstandigheden niet zodanig zijn dat verweerder ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat de overdracht aan Spanje niet van een onevenredige hardheid getuigt. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en bevestigt dat de overdracht kan worden voortgezet. De eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummers: NL23.28595 en NL23.28596

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nummer 1] , en,
[eiseres], eiseres,
V-nummer: [V-nummer 2] ,
hierna samen te noemen: eisers,
mede namens hun minderjarige kinderen
[kind 1], geboren op [geboortedatum 1] 2011,
V-nummer: [V-nummer 3] , en
[kind 2], geboren op [geboortedatum 2] 2014,
V-nummer: [V-nummer 4]
(gemachtigde: mr. M. Terpstra),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.H. Noordeloos).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
1.2
Eiser en eiseres hebben de Syrische nationaliteit en zijn geboren op [geboortedatum 3] 1980, respectievelijk [geboortedatum 4] 1989. Verweerder heeft de aanvragen met de bestreden besluiten van 5 september 2023 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
1.3
De rechtbank heeft de beroepen op 4 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, hun kinderen, de gemachtigde van eisers, [tolk] als tolk in de Syrisch-Arabische taal en de gemachtigde van verweerder. Verder was op de zitting aanwezig een tante van de kinderen van eisers.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eisers ongelijk krijgen en het niet in behandeling nemen van hun asielaanvragen in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
3. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening [1] . Op grond van de Dublinverordening neemt verweerder een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In dit geval heeft Nederland bij Spanje verzoeken om overname gedaan. Spanje heeft deze verzoeken aanvaard.
Gebruik van visa bij inreis
4. Eisers hebben in de beroepsgronden de stelling van verweerder bestreden dat zij middels door de Spaanse autoriteiten afgegeven visa het grondgebied van de lidstaten zijn ingereisd. Op de zitting is besproken dat dat betoog met name ziet op de verschaffing door verweerder van die informatie in het claimverzoek aan de Spaanse autoriteiten. Uit wat op de zitting is besproken blijkt dat niet in geschil is dat het gebruik van de visa bij de inreis niet relevant is voor de vraag welke lidstaat in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen van eisers. De vraag of verweerder het juiste verantwoordelijkheidscriterium heeft gehanteerd bij de bepaling van de verantwoordelijke lidstaat laat de rechtbank daarom verder onbesproken.
Is overdracht in strijd met de internationale verplichtingen?
5. Eisers voeren aan dat verweerder ten aanzien van Spanje ten onrechte van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgaat. Daartoe betogen zij dat de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Spanje niet aan de daaraan te stellen voorwaarden voldoen en onvoldoende toegankelijk zijn. Ook zij vrezen geen of niet snel genoeg toegang te zullen krijgen tot de asielopvang in Spanje. Ter onderbouwing daarvan wijzen eisers op het AIDA-landenrapport over Spanje van april 2023 en een inbreukprocedure die door de Europese Commissie is opgestart in januari 2023. Daarbij komt dat eisers bijzonder kwetsbaar zijn, gelet op hun minderjarige kinderen. Onder verwijzing naar het arrest Tarakhel [3] betogen eisers dat verweerder daarom individuele garanties moet opvragen van de Spaanse autoriteiten.
6. Als uitgangspunt geldt dat verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan kan uitgaan dat eisers in Spanje in overeenstemming met de internationale verplichtingen zullen worden behandeld. Uit recente rechtspraak van de Afdeling [4] volgt dat het AIDA-rapport waarnaar eisers hebben verwezen geen aanleiding voor verweerder heeft moeten vormen om niet langer van dit uitgangspunt uit te gaan. [5] Voornoemd AIDA-rapport gaat ook in op de dor de Europese Commissie ingestelde inbreukprocedure. De Afdeling heeft recentelijk ook geoordeeld dat de opvangvoorzieningen voor Dublinclaimanten in Spanje geen aanleiding vormen om niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit te gaan. [6] Uit recente rechtspraak van de Afdeling volgt verder dat verweerder ook ten aanzien van gezinnen met minderjarige kinderen van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan. [7] In het licht daarvan ziet de rechtbank in het gegeven dat eisers gezin uit minderjarige kinderen bestaat geen aanleiding om tot het oordeel te komen dat verweerder ten onrechte van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgaat. Eisers betoog dat verweerder individuele garanties moet opvragen bij de Spaanse autoriteiten slaagt dan ook niet. Verder heeft te gelden dat eisers bij voorkomende problemen kunnen klagen bij de Spaanse autoriteiten. Dat zij eisers niet kunnen of willen helpen is niet gebleken. De beroepsgrond slaagt niet.
Is de overdracht van eisers en hun kinderen onevenredig hard?
7. Eisers voeren verder aan dat hun overdracht aan Spanje gelet op de belangen van hun kinderen van een onevenredige hardheid getuigt. Volgens eisers rust er op verweerder een plicht om onderzoek te doen naar de belangen van de kinderen van eisers, waar verweerder onvoldoende invulling aan heeft gegeven. [8] Eisers betogen dat hun kinderen inmiddels zijn geaard in Nederland, hier vrienden hebben gemaakt, banden hebben opgebouwd met de docent op school en zij hier een tante en neefjes en nichtjes hebben en er nog een oom en neefjes en nichtjes naar Nederland komen. Ook vormen de in Nederland aanwezige leden van de [naam] -stam, waartoe ook eisers en hun kinderen behoren, een hechte groep. De overdracht van eisers en hun kinderen zal gelet op deze omstandigheden schadelijk zijn voor de ontwikkeling van de kinderen, aldus eisers. Zij wijzen er daarbij op dat eveneens schadelijk voor de kinderen zal zijn dat zij niet direct opvang en scholing zullen krijgen bij aankomst in Spanje, maar daar mogelijk tot wel acht maanden op zullen moeten wachten. Het verplaatsen van kinderen binnen de asielopvang is volgens eisers schadelijkvoor de kinderen. [9] Verder wijzen eisers erop dat [kind 1] een vergroeiing heeft in zijn neus, waardoor hij niet goed kan ademen en belemmeringen ervaart in zijn zicht en eiser aan hoge bloeddruk en allergie lijdt. Het samenstel van deze omstandigheden, bezien in het licht van de landeninformatie over Spanje waarop eisers hebben gewezen, maakt dat verweerder moet afzien van de overdracht, aldus eisers.
8.1
De rechtbank heeft begrip voor de omstandigheid dat de kinderen van eisers het fijn vinden in Nederland, dat zij sinds hun aankomst in Nederland in april 2023 in een bepaalde mate zijn geaard en dat zij zich in een deels uit familie bestaande sociale omgeving bevinden die voor hen fijn voelt. Ook heeft de rechtbank begrip voor de gevoelens van onzekerheid bij de kinderen die het gevolg zijn van een overdracht aan Spanje. De rechtbank sympathiseert met eisers en hun kinderen. De rechtbank moet echter de beslissing van verweerder op grond van de discretionaire bevoegdheid van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening [10] met terughoudendheid toetsen. Daarin is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat deze omstandigheden niet van dien aard zijn dat verweerder ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat de overdracht aan Spanje niet van een onevenredige hardheid getuigt. Dit geldt ook als de rechtbank die omstandigheden in onderlinge samenhang beziet en in het licht van een terugkeer naar Spanje onder de aldaar prevalerende omstandigheden in en rondom de asielopvang. Daartoe overweegt zij in de kern dat de situatie van eisers en hun kinderen niet in een bijzondere mate verschilt van die van andere “Dublingezinnen” met minderjarige kinderen.
8.2
Zoals verweerder in het bestreden besluit heeft toegelicht is het bijeenbrengen en houden van familieleden tot op zekere hoogte in de Dublinverordening verdisconteerd, maar de Dublinverordening is niet bedoeld als reguliere route voor gezinshereniging. Ook het belang van het kind is tot op zekere hoogte verdisconteerd in de Dublinverordening. Het is echter zo dat meerdere gezinnen met minderjarige kinderen terechtkomen in een lidstaat waar zij familie hebben en waar zij na aankomst banden met anderen opbouwen, maar ook die gezinnen dienen in beginsel overgedragen te worden aan de lidstaat die volgens de Dublinverordening verantwoordelijk is voor hun asielaanvragen. Dit geldt evenzeer voor personen van een bepaalde gemeenschap die gemeenschapsleden tegenkomen in een bepaalde lidstaat en personen met medische problematiek, zoals blijkens de stellingen van eisers ook bij hen het geval is. Ten aanzien van medische problematiek kan dat anders liggen als de overdracht in strijd is met het arrest C.K. [11] , maar eisers hebben op de zitting toegelicht dat de medische omstandigheden van eiser en [kind 1] bezien moeten worden in het kader van bijzondere omstandigheden voor de toepasselijkheid van de hardheidsclausule die verweerder hanteert in zijn beleid bij artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening.
8.3
Over de omstandigheden van eisers en hun kinderen, waaronder de banden die zij in Nederland hebben (opgebouwd), overweegt de rechtbank dat die, hoe invoelbaar die ook zijn, geen aanknopingspunten bieden voor het oordeel dat die de omstandigheden van andere “Dublingezinnen” met minderjarige kinderen overstijgen. Ook is niet gebleken van aanknopingspunten dat de medische problematiek van eiser en [kind 1] die van andere Dublinclaimanten overstijgen. Ten aanzien van de opvangvoorzieningen in Spanje kan verweerder, zoals al is overwogen, van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgaan. Eisers kunnen klagen bij de Spaanse autoriteiten als zij vinden dat dat die voorzieningen onvoldoende zijn. Dit geldt, zoals verweerder op de zitting heeft toegelicht, ook in zoverre eisers vinden dat het onredelijk is dat zij, onder de omstandigheden waarmee zij te maken hebben, bepaalde voorzieningen niet dan wel niet tijdig krijgen. Los van de vraag of eisers in Spanje onderworpen zullen worden aan een behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, is namelijk ook van belang dat ook Spanje gebonden is aan het Unierechtelijke evenredigheidsbeginsel. Dat het samenstel van de omstandigheden van eisers en hun kinderen dat van andere Dublingezinnen overstijgen is de rechtbank verder ook niet gebleken. Het beroep van eisers op de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 28 augustus 2023 [12] slaagt niet. In die zaak had een van de vreemdelingen te kampen met een depressie en epileptische aanvallen waarvoor medicatie werd geslikt. Zonder die medicatie ging het slecht met haar. Ook had zij een lichamelijk onderzoek gehad waarvan de uitslag nog op zich liet wachten en zou er nog een echo van haar hersenen worden gemaakt voor nader onderzoek. De rechtbank achtte het in die zaak van groot belang dat die vreemdeling niet verstoken zou blijven van (wellicht) noodzakelijk onderzoek, behandeling en/of de voor haar belangrijke medicatie. Dat speelt niet in deze zaak. Verweerder heeft in het licht van het vorenstaande naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding hoeven zien om nader te onderzoeken of de overdracht van eisers en hun kinderen verenigbaar is met de belangen van de kinderen. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

9. Dit betekent dat de rechtbank, hoewel zij begrijpt dat een overdracht aan Spanje niet fijn is voor eisers en de kinderen, tot het oordeel moet komen dat verweerder de overdracht kan voortzetten. De beroepen zijn dus ongegrond.
10. Eisers krijgen daarom ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Moussaoui, rechter, in aanwezigheid van mr. A.A. Faulborn, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 4 november 2014, ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.Zie de uitspraak van 27 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2880.
6.Zie de uitspraak van 16 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3153.
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 2 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2937.
8.Ter onderbouwing hiervan wijzen eisers op het Informatiebericht 2022/77: Belang van het kind in Dublinzaken.
9.Ter onderbouwing hiervan wijzen eisers op het artikel ‘
10.Zie ook paragraaf C2/5 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
11.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 16 februari 2017, ECLI:EU:C:2017:127.
12.Zaaknummer NL23.20021.