Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
toevoegingskenmerk 2PI5366),
1.Het procesverloop
De werknemer heeft ook een verzoek ingediend om op grond van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een voorlopige voorziening te treffen.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de kantonrechter te Den Haag op 16 februari 2023 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijk geschil tussen een werknemer en haar werkgever. De werknemer had een verzoek ingediend om het ontslag op staande voet, dat op 14 oktober 2022 door de werkgever was gegeven, te vernietigen. De werknemer stelde dat er geen dringende reden voor het ontslag was en dat zij recht had op loondoorbetaling. De werkgever voerde aan dat de werknemer onjuiste mededelingen had gedaan over haar ziekte en haar re-integratie had tegengewerkt. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever niet had aangetoond dat er sprake was van een dringende reden voor het ontslag. De rechter vernietigde het ontslag op staande voet en oordeelde dat de werkgever gehouden was tot doorbetaling van het salaris van de werknemer, vermeerderd met wettelijke verhogingen. Daarnaast werd de werkgever veroordeeld tot het verstrekken van bruto/netto specificaties en de proceskosten werden aan de werkgever opgelegd. De kantonrechter wees het verzoek van de werkgever tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af, omdat er een opzegverbod gold wegens ziekte van de werknemer.