In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar. De rechtbank heeft het beroep op 1 december 2023 behandeld, waarbij beide partijen hebben aangegeven niet ter zitting te verschijnen. Er was consensus dat de beslistermijn door verweerder was overschreden. De rechtbank heeft het beroep kennelijk gegrond verklaard.
De rechtbank oordeelt dat eiser rechtsgeldig verweerder in gebreke heeft gesteld en dat het beroep terecht is ingediend. Verweerder wordt opgedragen om binnen vier weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen op het bezwaar van eiser. Indien verweerder deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, vastgesteld op € 209,25, en dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 184,- moet vergoeden. De rechtbank heeft de zaak als zeer licht van gewicht gekwalificeerd, wat heeft geleid tot een lagere wegingsfactor voor de proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 7 december 2023.