ECLI:NL:RBDHA:2023:22158

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
NL23.21347
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar. De rechtbank heeft het beroep op 1 december 2023 behandeld, waarbij beide partijen hebben aangegeven niet ter zitting te verschijnen. Er was consensus dat de beslistermijn door verweerder was overschreden. De rechtbank heeft het beroep kennelijk gegrond verklaard.

De rechtbank oordeelt dat eiser rechtsgeldig verweerder in gebreke heeft gesteld en dat het beroep terecht is ingediend. Verweerder wordt opgedragen om binnen vier weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen op het bezwaar van eiser. Indien verweerder deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-.

Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, vastgesteld op € 209,25, en dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 184,- moet vergoeden. De rechtbank heeft de zaak als zeer licht van gewicht gekwalificeerd, wat heeft geleid tot een lagere wegingsfactor voor de proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 7 december 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.21347
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer:

(gemachtigde: mr. G.J. Dijkman), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn bezwaar.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 1 december 2023 op zitting behandeld. Partijen hebben vooraf te kennen geven niet ter zitting te zullen verschijnen.

Overwegingen

1. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld.1 Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.2
2. Tussen partijen is niet in geschil dat de termijn waarbinnen verweerder had moeten beslissen op eisers bezwaar is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiser verweerder rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Eiser heeft meer dan twee weken daarna beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar. Dit betekent dat het beroep terecht is ingediend. Het beroep is gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank verweerder op?
3. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee
1. Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
2 Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
weken na het verzenden van de uitspraak.3 In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van wettelijke voorschriften nodig is kan de rechtbank een andere termijn opleggen.4
4. In de zaak van eiser is het dossier compleet. Verweerder hoeft geen onderzoek meer te verrichten om een besluit op het bezwaar te kunnen nemen. Verweerder heeft gemotiveerd verzocht om een langere termijn, namelijk vier weken. De rechtbank vindt dit in deze situatie een passende termijn.5 De rechtbank bepaalt daarom dat verweerder binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op het bezwaar moet nemen.
Welke rechterlijke dwangsom legt de rechtbank verweerder op?
5. De rechtbank bepaalt in deze zaak met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb, dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.
Heeft verweerder een bestuurlijke dwangsom verbeurd?
6. Eiser heeft de rechtbank niet verzocht om de dwangsom vast te stellen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de bestuurlijke dwangsom vast te stellen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt en dat verweerder binnen vier weken alsnog een beslissing op bezwaar bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
8. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser ook een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is dit een vast bedrag omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. De rechtbank hanteert een wegingsfactor van 0,25, omdat deze zaak van zeer licht gewicht is. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat in dit geval sprake is van een beroep vanwege het niet tijdig beslissen, waarbij het – al dan niet in geld uit te drukken – belang zeer beperkt is en de aard van de zaak zeer eenvoudig is. Dat geeft aanleiding om ten aanzien van het in onderdeel C1 van de bijlage bij het Bpb opgenomen gewicht van de zaak twee categorieën lager te hanteren dan ‘gemiddeld’. De rechtbank sluit aan bij en verwijst naar de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 4 september 20236. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 209,25 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,25). Ook moet verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 184,- vergoeden.
3 Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
4 Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep kennelijk gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen op het bezwaar van eiser.
  • bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 184,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 209,25.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van N. Khalloufi, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
07 december 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.