In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. V. Senczuk, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid vanwege het niet tijdig beslissen op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf nareis asiel. Eiseres wenst bij haar echtgenoot te verblijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit door verweerder is overschreden en dat eiseres verweerder rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Eiseres heeft meer dan twee weken na deze ingebrekestelling beroep ingesteld, wat de ontvankelijkheid van het beroep bevestigt.
De rechtbank oordeelt dat verweerder alsnog binnen vier weken na de uitspraak een besluit moet nemen op de aanvraag. Indien verweerder deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat eiseres recht heeft op een vergoeding van haar proceskosten, die door verweerder moeten worden betaald. De rechtbank hanteert een wegingsfactor van 0,25, omdat de zaak van zeer licht gewicht is. Eiseres heeft geen verzoek gedaan om de bestuurlijke dwangsom vast te stellen, en de rechtbank ziet geen aanleiding om dit te doen.
De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 12 december 2023. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en legt verweerder de verplichting op om binnen de gestelde termijn een besluit te nemen. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 209,25 en moet hij het griffierecht van € 184,- vergoeden.