ECLI:NL:RBDHA:2023:22117
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 december 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen de verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J.J. van Ewijk, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als verweerder. De rechtbank heeft het verzoek van de verzoeker om vergoeding van proceskosten afgewezen. De zaak betreft een verzoek om proceskostenvergoeding naar aanleiding van een bezwaar dat de verzoeker had ingediend tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning. De verzoeker had op 11 januari 2023 bezwaar gemaakt, en verweerder was verplicht om binnen negentien weken een beslissing te nemen. Deze termijn verliep op 30 mei 2023, maar verweerder heeft deze termijn niet verlengd. De verzoeker heeft verweerder op 6 mei 2023 in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelde dat deze ingebrekestelling prematuur was, omdat deze vóór het verstrijken van de beslistermijn was ingediend.
Op 5 oktober 2023 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen op de aanvraag van de verzoeker. De verzoeker heeft vervolgens het beroep tegen het niet tijdig beslissen ingetrokken. De rechtbank overweegt dat als verweerder tijdens een beroep tegen het niet tijdig beslissen alsnog een besluit neemt, de rechtbank alleen verweerder kan veroordelen in de proceskosten als het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet prematuur is ingesteld. In dit geval was de ingebrekestelling prematuur, waardoor niet voldaan was aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen. De rechtbank heeft daarom besloten om verweerder niet te veroordelen in de proceskosten van de verzoeker.