ECLI:NL:RBDHA:2023:22060

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 maart 2023
Publicatiedatum
25 maart 2024
Zaaknummer
NL22.22915
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor nareis door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel 'nareis'. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag afgewezen met besluiten van 26 juni 2020 en 20 oktober 2022, waarbij de staatssecretaris volhield dat de familierechtelijke relatie tussen eisers en de referent niet was aangetoond. De rechtbank heeft het beroep op 8 februari 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de identiteit van eisers niet in geschil is, maar dat de familierechtelijke relatie niet is aangetoond. De staatssecretaris heeft eisers aangeboden om DNA-onderzoek te laten uitvoeren, maar eisers hebben geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet gehouden was om nader onderzoek te doen naar de mogelijkheden voor DNA-testen in Eritrea, en dat de staatssecretaris voldoende gelegenheid heeft gegeven aan eisers om hun aanvraag te onderbouwen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de mvv-aanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.22915

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser] , eiser;

V-nummer: [v-nummer] en
[eiser], eiseres 1;
V-nummer: [v-nummer] en
[eiser], eiseres 2;
V-nummer: [v-nummer] en
[eiser], eiseres 3;
V-nummer: [v-nummer]
samen te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het (in één beroepschrift vervatte) beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel ‘nareis’.
2. De staatssecretaris heeft deze aanvraag met de besluiten van 26 juni 2020 afgewezen. Met het bestreden besluit van 20 oktober 2022 op het bezwaar van eisers is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
3. De rechtbank heeft het beroep op 8 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eisers, de gemachtigde van de staatssecretaris

Totstandkoming van het besluit

4. Op 11 november 2018 is aan [naam] (referent, geboren op [geboortedatum] 2001) een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend. Op 7 februari 2019 heeft referent een aanvraag ingediend voor een mvv nareis voor zijn gestelde ouders, vader [eiser] en moeder [eiser] en voor zijn zusjes [eiser] en [eiser] . De precieze geboortedata van de zusjes zijn onbekend, maar [eiser] was ten tijde van de aanvraag ongeveer 10 jaar en [eiser] was toen ongeveer 8 jaar oud.
5. De identiteit van de ouders van referent is voldoende aannemelijk gemaakt. Referent heeft een kopie van de identiteitskaarten overgelegd. De identiteit van [eiser] en [eiser] is niet aannemelijk gemaakt, maar ten aanzien van hen heeft de staatssecretaris referent het voordeel van de twijfel gegeven. De identiteit van eisers is daarmee dus niet in geschil.
6. De familierechtelijke relatie is wel in geschil. Om hier duidelijkheid over te krijgen heeft de staatssecretaris aan eisers op 28 januari 2019 DNA-onderzoek aangeboden. Eisers hebben toen gesteld dat zij vanwege een ernstige ziekte van de vader van referent niet naar Ethiopië konden reizen om het DNA-onderzoek te laten uitvoeren. De staatssecretaris heeft eisers vervolgens door de coronacrisis lang de tijd gegeven om de gestelde ziekte van vader te onderbouwen. Eisers hebben van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt. De staatssecretaris heeft de aanvraag van eisers bij besluit van 26 juni 2020 afgewezen omdat de familierechtelijke relatie tussen eisers en referent niet is aangetoond.
7. In bezwaar hebben eisers aangevoerd dat zij door de omstandigheden in Eritrea niet kunnen uitreizen naar Ethiopië om daar DNA-onderzoek te laten uitvoeren. Ook is het gelet op de situatie moeilijk en zelfs gevaarlijk om bepaalde documenten op te vragen. Eisers proberen informatie te krijgen, maar verkeren in een overmachtssituatie.
8. Bij brief van 5 mei 2021 hebben eisers bericht dat zij binnen één week zouden uitreizen naar Soedan. Uitreizen naar Ethiopië is niet mogelijk vanwege de oorlog daar. Vader is inmiddels in staat om te reizen en het DNA-onderzoek zal plaats gaan vinden op de Nederlandse ambassade in Soedan. Eisers verzoeken de staatssecretaris om hen een maand uitstel te verlenen voor het overleggen van de benodigde stukken.
9. Bij brief van 1 juli 2021 verzoeken eisers nogmaals om aanhouding van de zaak. Zij zullen spoedig uitreizen naar Soedan voor het DNA-onderzoek.
10. Bij e-mailbericht van 16 augustus 2021 zeggen eisers nog steeds druk doende te zijn met uitreizen uit Eritrea. Vanwege de gevaren is dat erg moeilijk. Ze verzoeken de staatssecretaris nogmaals om nader uitstel van enkele weken.
11. Na verschillende telefonische contacten en mailwisselingen tussen de gemachtigde van eisers en de staatssecretaris bericht de gemachtigde van eisers op 30 augustus 2022 dat eisers er nog steeds niet in zijn geslaagd Eritrea te verlaten. Reizen door Eritrea is niet eenvoudig en ook in Soedan en Ethiopië is het gevaarlijk. Eisers verzoeken nogmaals om aanhouding van de zaak.

De standpunten van partijen

12. In het bestreden besluit heeft de staatssecretaris zich op het standpunt gesteld dat eisers niet beschikbaar zijn voor onderzoek. Op 18 oktober 2022 heeft de staatssecretaris nog telefonisch contact gehad met de gemachtigde van eisers. Uit dat gesprek bleek dat de gemachtigde van eisers geïnformeerd heeft bij eisers naar de stand van zaken, maar dat hij geen reactie van eisers heeft ontvangen. Volgens de staatssecretaris is het onduidelijk binnen welke termijn eisers zouden kunnen uitreizen naar Ethiopië of Soedan en beschikbaar zouden zijn voor DNA-onderzoek. De staatssecretaris wijst erop dat er inmiddels ruim één jaar is verstreken waarbinnen eisers beschikbaar hadden kunnen zijn voor DNA-onderzoek. Dat zij van de mogelijkheid geen gebruik hebben gemaakt komt volgens de staatssecretaris voor hun rekening en risico. Volgens de staatssecretaris is niet gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan met toepassing van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht zou moeten worden afgeweken van de beleidsregels.
13. In beroep hebben eisers aangevoerd dat zij tevergeefs trachtten uit te reizen. Door de gevaren van het illegale uitreizen en de oorlog in de Tigray regio in Ethiopië is dat nog niet gelukt. Volgens eisers is er sprake van overmacht. Hoewel de staatssecretaris meer dan een jaar heeft gewacht zijn de belangen van eisers zo groot dat het op weg van de staatssecretaris had gelegen een andere oplossing te bieden, zoals een DNA-onderzoek op een ambassade of door het IOM in Eritrea zelf. Nu dit niet is onderkend, kent het bestreden besluit volgens eisers een motiveringsgebrek.

Beoordeling door de rechtbank

14. De rechtbank beoordeelt de handhaving van de weigering om eisers een mvv nareis te verlenen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
15. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Mocht de staatssecretaris DNA-onderzoek in het buitenland verlangen?
16. Zoals hierboven al eerder opgemerkt is de identiteit van eisers niet in geschil. Ook is niet in geschil dat de familierechtelijke relatie tussen eisers en referent (nog) niet is aangetoond. Alleen is in geschil of de staatssecretaris van eisers heeft mogen verlangen dat zij Eritrea uit zouden reizen naar Ethiopië dan wel Soedan om zich daar beschikbaar te stellen voor DNA-onderzoek.
17. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. Zij overweegt daartoe als volgt. Uit rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat de staatssecretaris onder omstandigheden een onmogelijkheid om de familierelatie aannemelijk te maken in nareiszaken voor risico van een vreemdeling mag laten mede met het oog op het risico op kinderontvoering. Wel moet de staatssecretaris rekening houden met de belangen van de betrokken kinderen en ervoor zorgen dat de eisen die hij stelt aan bewijsmiddelen, verklaringen en uitleg, evenredig zijn aan de aard en het niveau van de problemen waarmee de betrokkenen worden geconfronteerd. Dit betekent dat de staatssecretaris onder omstandigheden gehouden is om aanvullend onderzoek te faciliteren, bijvoorbeeld door tussenkomst van het IOM of de UNHCR. Op voorhand valt niet uit te sluiten dat onder omstandigheden dit faciliteren ook bestaat uit samenwerking met een andere lidstaat van de Europese Unie of ten minste een onderzoek door de staatssecretaris naar die mogelijkheid. [1]
18. Naar het oordeel van de rechtbank was de staatssecretaris in de hier aan de orde zijnde zaak niet gehouden tot het doen van nader onderzoek naar de mogelijkheden om de DNA-test in Eritrea zelf af te nemen bijvoorbeeld door tussenkomst van het IOM. Daartoe overweegt de rechtbank dat het in de eerste plaats aan eisers zelf is om de familierelatie aannemelijk te maken. Verder heeft de staatssecretaris tijdens de zitting gewezen op de Werkinstructie 2022/7 (WI 2022/7) van de staatssecretaris waarin staat dat als de staatssecretaris nader onderzoek aanbiedt en de nareizigers om welke reden dan ook niet in de gelegenheid zijn om van dit aanbod gebruik te maken, de gevolgen daarvan voor rekening en risico van de nareizigers komen. Uit paragraaf 4.2 van de WI 2022/7 blijkt vervolgens dat alleen in zeer bijzondere en schrijnende zaken waarin van de nareiziger niet verlangd kan worden dat deze voor de afname van DNA-materiaal naar de ambassade afreist, DNA-materiaal kan worden afgenomen middels tussenkomst van IOM op locatie. Met de staatssecretaris is de rechtbank van oordeel dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat in hun zaak sprake is van zodanig bijzondere of schrijnende omstandigheden dat de staatssecretaris verkennend onderzoek had moeten doen naar die mogelijkheid. Dat het gevaarlijk is te reizen in Eritrea en dat er op dit moment een oorlog gaande is op de grens van Eritrea en Ethiopië, is onvoldoende om dergelijke omstandigheden aan te nemen. Zo is niet onderbouwd waarom eisers niet in staat zouden zijn om in plaats van naar Ethiopië naar Soedan te reizen. Bovendien verschilt hun situatie in dat opzicht ook niet van andere Eritrese nareizigers, Daar komt bij, en ook daar heeft de staatssecretaris ter zitting terecht op gewezen, dat eisers Eritrea ook zullen moeten uitreizen op het moment dat aan hen een mvv zou worden verleend.
19. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris eisers ruimschoots de gelegenheid gegeven om gebruik te maken van het aangeboden DNA-onderzoek. Uit wat hierboven onder rechtsoverwegingen 6 tot en met 11 is opgenomen blijkt dat de staatssecretaris al in januari 2019 DNA-onderzoek heeft aangeboden. Vervolgens zijn eisers in de gelegenheid gesteld te onderbouwen waarom zij van dat aanbod geen gebruik konden maken, maar ook van die gelegenheid hebben eisers geen gebruik gemaakt. Wel hebben eisers de daarop volgende jaren meerdere malen om uitstel verzocht en heeft de staatssecretaris dit uitstel ook meerdere keren verleend. Dit in combinatie met wat hierboven is overwogen in rechtsoverweging 18 maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de staatssecretaris zijn beslissing op bezwaar niet langer heeft hoeven uitstellen en de afwijzing van de aanvragen om een mvv voor nareis bij referent heeft mogen handhaven.

Conclusie en gevolgen

20. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Hutten, rechter, in aanwezigheid van drs. J.A. Meijer-Habraken, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 24 maart 2023
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie hier voor de uitspraken van de Afdeling van 24 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:3117 en 25 februari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:404.