ECLI:NL:RBDHA:2023:22019

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
7 maart 2024
Zaaknummer
NL23.23012
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op vreemdelingenaanvraag

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, wordt het beroep van eisers behandeld tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eisers hebben een aanvraag ingediend op 24 februari 2023, maar de staatssecretaris heeft niet tijdig beslist. De wettelijke beslistermijn is op 25 mei 2023 verstreken, en eisers hebben de staatssecretaris op 7 juni 2023 in gebreke gesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de staatssecretaris niet binnen de gestelde termijn heeft gereageerd. De rechtbank bepaalt dat de staatssecretaris binnen zeven weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen op de aanvraag van eisers, met een dwangsom van € 100 per dag bij overschrijding van deze termijn, tot een maximum van € 15.000. Daarnaast worden de proceskosten van eisers vergoed, evenals het griffierecht. De uitspraak is gedaan door mr. M.H. Dworakowski-Kelders en is openbaar gemaakt op 16 november 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.23012

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] ,

V-nummer: [nummer]
[naam],
(samen: eisers)
(gemachtigde: mr. Y.E. Verkouter),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eisers hebben ingesteld omdat de staatssecretaris volgens hen niet op tijd heeft beslist op de aanvraag van 24 februari 2023.
2. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.

De beoordeling door de rechtbank

3. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
4. Eisers hebben op 24 februari 2023 een aanvraag ingediend. In het verweerschrift erkent de staatssecretaris dat de wettelijke beslistermijn op 25 mei 2023 is verstreken en dat eisers terecht de staatssecretaris op 7 juni 2023 in gebreke hebben gesteld. Sindsdien zijn meer dan twee weken voorbij gegaan. Het beroep is daarom kennelijk gegrond.
5. Omdat de staatssecretaris nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat de staatssecretaris dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet de staatssecretaris dit doen binnen twee weken na het bekendmaken van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven. In haar uitspraak van 8 juli 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1560) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) overwogen dat de wetgever met artikel 8:55d van de Awb de rechter ruimte heeft geboden om wat betreft de lengte van de nadere termijn een verantwoorde keuze te maken bij het dilemma tussen een snelle beslissing en een zorgvuldige beslissing. Als het bestuursorgaan dit dilemma heeft veroorzaakt, rechtvaardigt dit niet zonder meer dat zorgvuldigheid wordt opgeofferd aan snelheid. Een langere termijn kan zelfs nodig zijn, als slechts op die manier de naleving van andere wettelijke voorschriften kan worden verzekerd (Kamerstukken II 2005/06, 30 435, nr. 3, blz. 11 en 21). De rechter stelt dus geen nadere termijn waarvan op voorhand vaststaat dat het bestuursorgaan die niet kan halen zonder onzorgvuldig te werk te gaan. Kortom, de rechter stelt de nadere termijn zodanig vast dat deze in redelijkheid noch onnodig lang noch onrealistisch kort is, aldus de Afdeling.
6. In zijn verweerschrift van 12 september 2023 heeft de staatssecretaris gezegd ernaar te streven om binnen zestien weken na de uitspraak een besluit te nemen op de aanvraag. Hij is voornemens om eisers herstel verzuim te bieden om de aanvraag compleet te maken. Afhankelijk van de reactie op het herstel verzuim bekijkt de staatssecretaris of nader onderzoek nodig is, mogelijk in de vorm van een DNA-onderzoek. Hij verzoekt de rechtbank een maatwerkopdracht te geven die recht doet aan de (on)mogelijkheden van de uitvoeringspraktijk door een beslistermijn te geven van zestien weken na de uitspraak. Eisers hebben verzocht om de staatssecretaris op te dragen om binnen een termijn van twee weken te beslissen. De rechtbank neemt dit verzoek van eisers niet over, omdat gelet op het bovenstaande toetsingskader geen onrealistisch korte termijn moet worden vastgesteld. De rechtbank neemt ook het verzoek van de staatssecretaris om een beslistermijn van zestien weken ná de uitspraak te geven niet over. Inmiddels zijn ruim negen weken verstreken na het indienen van het verweerschrift. De rechtbank gaat ervan uit dat de zaak in de tussentijd voortvarend is opgepakt en zal daarom de tijd die al is verstreken sinds het uitbrengen van het verweerschrift in mindering brengen op die termijn. De rechtbank draagt de staatssecretaris daarom op binnen zeven weken na bekendmaking van deze uitspraak te beslissen op de aanvraag van eisers. De rechtbank verbindt aan deze opdracht een dwangsom als hieronder vermeld en gemaximeerd.
7. Omdat het beroep gegrond is, krijgen eisers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. De staatssecretaris moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,–), bij een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 418,50.
8. Verder bepaalt de rechtbank dat de staatssecretaris het door eisers betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt de staatssecretaris op binnen zeven weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat de staatssecretaris aan eisers een dwangsom van € 100,– moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,–;
- draagt de staatssecretaris op het betaalde griffierecht van € 184,– aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H. Dworakowski-Kelders, rechter, in aanwezigheid van J.H. Cadogan, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 16 november 2023
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.