ECLI:NL:RBDHA:2023:22017

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
NL23.23360
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van interstatelijk vertrouwensbeginsel en bijzondere kwetsbaarheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 december 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, afkomstig uit Syrië, had op 20 mei 2023 een asielaanvraag ingediend, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 15 augustus 2023 als niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser een verblijfsvergunning in Italië heeft en dat de Italiaanse autoriteiten hebben bevestigd dat hij wordt toegelaten tot het Italiaanse grondgebied. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat zijn verblijfsvergunning mogelijk is ingetrokken en dat hij bijzonder kwetsbaar is vanwege zijn medische situatie. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat eiser niet in staat is om in Italië te functioneren, gezien zijn eerdere ervaringen en de medische zorg die hij daar heeft ontvangen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.23360
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. D. de Heuvel), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 15 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser van 20 mei 2023 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als niet-ontvankelijk.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld (NL23.23360). Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (NL23.23361).
De rechtbank heeft het onderzoek, op verzoek van verweerder, aangehouden. Verweerder heeft bij de Italiaanse autoriteiten geverifieerd of eiser een verblijfsvergunning heeft en of hij wordt toegelaten tot het Italiaanse grondgebied. Op 5 oktober 2023 heeft verweerder medegedeeld dat de Italiaanse autoriteiten zijn standpunt hebben bevestigd. Eiser heeft hierop aangegeven te persisteren in zijn stellingen.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL23.23361, op 7 december 2023 op zitting behandeld. Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiser, geboren op
[1985] , is afkomstig uit Syrië. Op 20 mei 2023 heeft eiser een asielaanvraag ingediend. Eiser heeft een gehoor bescherming EU gehad. Hij heeft geen correcties en aanvullingen ingediend op dit gehoor. Op 11 augustus 2023 is een voornemen uitgebracht. Hierop heeft eiser op 14 augustus 2023 een zienswijze ingediend. Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag van eiser niet ontvankelijk verklaard1 en eiser bevolen om onmiddellijk naar het Italiaanse grondgebied te gaan. Eiser heeft namelijk een verblijfsvergunning gekregen in Italië en de Italiaanse autoriteiten hebben bevestigd dat eiser wordt toegelaten tot het Italiaanse grondgebied. Verweerder ziet dan geen reden om de asielaanvraag in behandeling te nemen.
3. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat zijn verblijfsvergunning mogelijk is ingetrokken omdat hij het Italiaanse grondgebied heeft verlaten. Het ligt op de weg van verweerder om na te gaan of eiser nog internationale bescherming geniet in Italië.
4. Zoals vermeld onder het kopje Procesverloop, heeft verweerder navraag gedaan bij de Italiaanse autoriteiten en hebben de Italiaanse autoriteiten op 25 september 2023 bevestigd dat eiser een verblijfsvergunning heeft en wederom wordt toegelaten tot Italiaans grondgebied. Deze beroepsgrond slaagt dus niet.
5. Eiser heeft ook aangevoerd dat ten aanzien van Italië niet meer uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Daarbij speelt een belangrijke rol dat geen Dublin- overdrachten plaatsvinden. Als er zorgen zijn om Dublinclaimanten, zijn er veelal ook zorgen om statushouders. Daarbij komt dat eiser behoefte heeft aan psychische hulp en medische ondersteuning. Hij kan niet werken, geen huisvesting regelen en krijgt nauwelijks financiële hulp in Italië. Relevant is daarbij ook de noodtoestand in Italië.
6. Wat betreft de algemene situatie ten aanzien van Italië heeft verweerder gewezen op de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 24 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1788. Deze uitspraak is recent nog bevestigd door de Afdeling2. In de stellingen van eiser, onder andere wat betreft bestaansminimum, werk, huisvesting en het effectueren van rechten in algemene zin, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander standpunt dan de Afdeling (en verweerder) hebben ingenomen. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Eiser heeft ook aangevoerd dat hij bijzonder kwetsbaar is, vanwege zijn hartklachten en psychische toestand. Ook daarom is hij niet in staat zijn rechten te effectueren. In Italië was eiser dakloos en verergerde zijn psychische situatie. Verweerder heeft ontoereikend onderbouwd dat eiser zich ondanks zijn klachten toch staande kan houden in Italië, aldus eiser. De medische zorg was in Italië ook ontoereikend voor eiser.
8. De rechtbank begrijpt dat eiser hiermee stelt dat hij moet worden aangemerkt als bijzonder kwetsbaar is als bedoeld in het arrest Ibrahim3. Uit het arrest Ibrahim volgt dat, ook als voor statushouders in het algemeen van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, alsnog sprake kan zijn van een schending van artikel 3 van het EVRM en van artikel 4 van het EU Handvest als blijkt dat een persoon die volledig afhankelijk is van de steun van de staat, te maken heeft met "official indifference in a situation of serious deprivation or want incompatible with human dignity". De rechtbank ziet in de stellingen van eiser niet dat daar in zijn situatie sprake van is. Uit de stukken volgt namelijk dat eiser in Italië een hartinfarct heeft gehad en vervolgens medisch is behandeld. Ook voor eisers psychische klachten is hij behandeld. Er is dus geen sprake van een situatie waarin eiser aan
1. Art 30a, eerste lid, aanhef en onder a, Vw jo art 33 Procedurerichtlijn
2 Uitspraak van 27 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4374
3 Arrest van het EHRM van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:219
zijn lot is overgelaten en van bijzondere kwetsbaarheid in de zin van het arrest Ibrahim is dan ook geen sprake. Verder is niet aannemelijk gemaakt dat hij door deze medische klachten in het geheel niet in staat is zich in Italië staande te houden en zijn rechten te effectueren. Blijkens zijn verklaringen heeft eiser in Italië werk gehad, opleidingen gevolgd en medische hulp ontvangen. Hij spreekt bovendien Italiaans op B2 niveau. Verweerder mocht er dan ook vanuit gaan dat eiser zich in Italië ook in het vervolg staande kan houden. De beroepsgrond slaagt niet.
9. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank op het standpunt mogen stellen dat de aanvraag van eiser niet in behandeling wordt genomen. In wat verder is aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. H.J.J.M. Kock, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
13 december 2023

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.