ECLI:NL:RBDHA:2023:21978

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
AWB - 23 _ 2795
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van de ANBI-status van een stichting en de ontvankelijkheid van het beroep wegens niet-tijdig beslissen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een stichting, eiseres, en de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder. Eiseres had op 15 april 2023 beroep ingesteld wegens niet-tijdig beslissen door verweerder op haar bezwaar tegen de intrekking van haar Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI) status. De rechtbank heeft vastgesteld dat de intrekking van de ANBI-status door verweerder op 27 december 2022 met terugwerkende kracht tot 22 januari 2021 was gedaan, omdat eiseres niet aan de voorwaarden voor ANBI-status voldeed. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij aan de eisen voldeed, zoals het feit dat de activiteiten van de stichting niet uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beogen. De rechtbank verklaarde het beroep wegens niet-tijdig beslissen niet ontvankelijk, omdat de ingebrekestelling prematuur was ingediend. Daarnaast verklaarde de rechtbank het beroep tegen de uitspraak op bezwaar van 26 april 2023 ongegrond. De rechtbank concludeerde dat verweerder voldoende gelegenheid had gegeven aan eiseres om haar bezwaar toe te lichten en dat er geen sprake was van schending van de hoorplicht of het motiveringsbeginsel. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 23/2795

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

22 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres(gemachtigde: [naam 1] ),

en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

Het beroep wegens niet-tijdig beslissen en de bestreden uitspraak op bezwaar

Het beroep van 15 april 2023, ingesteld wegens het niet-tijdig beslissen van verweerder op het bezwaar tegen de hierna onder 3 vermelde intrekkingsbeschikking en
de uitspraak van verweerder van 26 april 2023 op het bezwaar van eiseres tegen die intrekkingsbeschikking.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 december 2023.
Namens eiseres is haar gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam 2] , mr. [naam 3] en [naam 4] .

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep wegens niet-tijdig beslissen niet ontvankelijk;
 verklaart het beroep tegen de uitspraak op bezwaar van 26 april 2023 ongegrond; en
 wijst het verzoek om een dwangsom af.

Overwegingen

1. Eiseres is een stichting. Ingevolge de statuten heeft eiseres ten doel: “a. het bevorderen van een objectieve manier van journalistiek bedrijven; b. bijdragen aan het verbeteren van de zorg; c. het leveren van zorg; alsmede het aanvaarden van erfstellingen onder het voorrecht van boedelbeschrijving en voorts al hetgeen in de ruimste zin met één en ander verband houdt, daartoe behoort en/of daartoe bevorderlijk kan zijn.”
2. Volgens het beleidsplan en de website “wil [eiseres] met name de luis in de pels zijn. Dat betekent dat zij objectief gaat kijken naar nieuwsitems. Dat kan ook het aan de kaak stellen van onjuistheden binnen de zorg zijn. Deze journalistieke kant van [eiseres] zal zeker in het begin ruim 90% van de activiteiten behappen. Een van de zusterstichtingen heeft als doel onroerend goed te verwerven en die in te zetten voor een bepaalde categorie mensen. Om een stip op de horizon te zetten heeft deze stichting alvast het leveren van zorg in haar doelstelling meegenomen. Zodat onroerend goed en het leveren van de zorg uit elkaar gehaald zijn. Uiteindelijk is een andere stichting waar een link mee is de organisatie die de geestelijke zorg zou kunnen leveren. Echter is op dit moment het onderdeel zorg leveren nog financieel niet haalbaar. [Eiseres] constateert een achteruitgang in de objectiviteit van de media. Om de Nederlandse burger beter kennis te laten nemen van wat er in zijn of haar omgeving gebeurt, zal [eiseres] actief de Nederlandse burger informeren over wat er in zijn of haar omgeving gebeurt. Dat is begonnen met de website [url] . Zodra de middelen toereikend genoeg zijn zal er ook over gegaan worden tot offline media en radio. Deze doelstelling zal in het begin ruim 90% van haar tijd en middelen in nemen.”
3. Verweerder heeft aan eiseres een beschikking Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI) afgegeven met als ingangsdatum 22 januari 2021. Met dagtekening
27 december 2022 heeft verweerder bij beschikking de ANBI-status van eiseres met terugwerkende kracht tot 22 januari 2021 ingetrokken (de intrekkingsbeschikking).
Beroep niet-tijdig beslissen
4. Eiseres heeft op 15 april 2023 beroep ingesteld vanwege het niet-tijdig beslissen op haar bezwaarschrift tegen de intrekkingsbeschikking en verzoekt om de zaak terug te wijzen naar verweerder en om een dwangsom toe te kennen. Volgens eiseres had verweerder uiterlijk op 22 maart 2023 uitspraak op bezwaar moeten doen omdat de verdagingsbeslissing haar pas op 29 maart 2023 (volgens haar brief van 15 april 2023) dan wel 30 maart 2023 (volgens haar brief van 29 mei 2023) heeft bereikt.
5. Tegen het niet-tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. Op het moment van indiening van de ingebrekestelling op 23 maart 2023 was de termijn voor het doen van uitspraak op bezwaar nog niet verstreken. De eerste beslistermijn op bezwaar verliep op 22 maart 2023. Verweerder heeft deze termijn evenwel met toepassing van artikel 7:10, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht bij brief van 20 maart 2023 met zes weken verdaagd, tot
2 mei 2023. Anders dan eiseres stelt, is voor de geldigheid en inwerkingtreding van een verdagingsbesluit enkel van belang dat het bestuursorgaan dit besluit binnen de beslistermijn (van in dit geval zes weken) aan de belanghebbende toezendt. [1] De rechtbank acht aannemelijk dat de brief van verweerder van 20 maart 2023 vóór 22 maart 2023 aan eiseres is toegezonden. Verweerder heeft in dit verband gesteld dat er op 20 maart 2023 om 15:08 uur door een collega van het ANBI-team per e-mail met als titel “brief posten svp” is verzocht om de bijgevoegde brief inzake [stichting] (genaamd [stichting] verdagen) uit te printen, te ondertekenen, in te scannen en bij de post te leggen. Vervolgens reageert de collega op 20 maart 2023 om 15:16 uur dat de brief, waarvan hij een gescande versie heeft bijgevoegd, bij de uitgaande post ligt. De desbetreffende e-mails heeft verweerder bijgesloten. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat de post twee keer per dag wordt opgehaald. Hetgeen eiseres in dit verband heeft aangevoerd, namelijk dat de brief van verweerder haar pas op (29 of) 30 maart 2023 heeft bereikt en dat eiseres gebruikmaakt van de PostNL-app waarin je kunt zien welke post onderweg is, geeft de rechtbank onvoldoende aanleiding om ervan uit te gaan dat verweerder de verdagingsbrief te laat heeft verzonden. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat uit de door eiseres overgelegde kopie van een envelop van de Belastingdienst (bijlage 14 bij het beroepschrift) niet blijkt wat er in die envelop heeft gezeten, noch wanneer deze is ontvangen aangezien er geen datum op die envelop staat. De rechtbank heeft hierbij verder in aanmerking genomen dat eiseres een aantal uitdraaien van haar PostNL-app heeft gemaakt en overgelegd, waaruit valt op te maken dat eiseres op 22 en 24 maart 2023 post van de Belastingdienst heeft ontvangen. Terwijl uit die uitdraaien, anders dan eiseres stelt, niet blijkt dat die post niet van (het ANBI-team van) Belastingdienst Eindhoven komt.
6. Nu de beslistermijn nog niet was verstreken op het moment van indiening van de ingebrekestelling van eiseres op 23 maart 2023, is deze ingebrekestelling prematuur, dat wil zeggen: te vroeg, ingediend. Het beroep van eiseres van 15 april 2023 vanwege niet-tijdig beslissen is daarmee ook prematuur ingediend.
7. Gelet op het voorgaande is het beroep niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk verklaard en is verweerder geen dwangsom verschuldigd.
De intrekkingsbeschikking
8. Met dagtekening 26 april 2023 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Het beroep van eiseres is van rechtswege ook gericht tegen dat besluit.
9. Om als ANBI te kunnen worden aangemerkt moet een instelling, niet zijnde een vennootschap met in aandelen verdeeld kapitaal, een coöperatie, een onderlinge waarborgmaatschappij of een ander lichaam waarin bewijzen van deelgerechtigdheid kunnen worden uitgegeven, aan een aantal voorwaarden voldoen. Eén van deze voorwaarden is dat die instelling uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beoogt. [2] Een instelling dient zowel statutair als feitelijk rechtstreeks het algemeen nut te beogen. Dat wil zeggen dat de werkzaamheden rechtstreeks erop zijn gericht enig algemeen belang te dienen (de kwalitatieve eis) en dat de werkzaamheden voor ten minste negentig percent het algemeen belang dienen (de kwantitatieve eis). [3] In de hiervoor weergegeven voorwaarden ligt besloten de eis dat de desbetreffende instelling haar werkzaamheden richt op het dienen van voldoende concreet bepaalde doelen die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend tot het algemeen nut kunnen worden gerekend. De kwantitatieve eis houdt in dat de werkzaamheden feitelijk ook uitsluitend of nagenoeg uitsluitend (90%) dit algemeen belang moeten dienen en niet een particulier belang.
10. Verweerder neemt het standpunt in dat de statutaire doelstelling van eiseres niet in overeenstemming lijkt te zijn met de feitelijke doelstelling en activiteiten van eiseres en dat de activiteiten niet kunnen worden gerangschikt onder één van de categorieën van artikel 5b, derde lid, van de AWR. Daarnaast is volgens verweerder niet voldaan aan artikel 1a, eerste lid, onderdeel b van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 en is niet gebleken dat eiseres bestedingen heeft gedaan in het kader van het algemeen belang, zoals kosten voor zorg en/of politiek. Tot slot heeft eiseres volgens verweerder niet voldaan aan de administratieplicht en de inlichtingenplicht.
11. De bewijslast dat eiseres kwalificeert als ANBI ligt bij eiseres. Ter onderbouwing van haar stelling dat sprake is van een ANBI heeft eiseres het volgende geschreven/aangevoerd:
“- Wat we wel gedaan hebben is ons inzetten voor het verbeteren van de zorg. De afgelopen twee jaren zijn er diverse ritten geweest met zorgbehoevende mensen. Ook hebben we mensen bij gestaan die een probleem hadden met hun zorgverlener. Ook hebben we vrijwilligers die zorg verlenen. Hierbij kan ook gedacht worden aan mensen die geen huishoudelijk hulp kunnen betalen maar het wel nodig hebben. Die gaan dan via onze Stichting hulp verlenen.
- Elke maand komt er een [publicatie] uit. Deze wordt bezorgd in Pernis. Dit doen we met vrijwilligers. Maar ook het maken van het krantje kost tijd. Het onderzoek kost tijd. Het in de gaten houden van relevante besluiten kost tijd. We hebben voor u de editie van deze maand toegevoegd.
- Wij hebben meerdere malen getracht een serieuze lokale krant op te zetten.(…) Hoeveel publicaties moet een journalistieke organisatie plaatsen om als een ANBI te worden aangemerkt?
- Een journalistieke organisatie, deze discussie hebben we al eerder gevoerd, is naar mijns inziens gewoon een ANBI instelling. Wij publiceren om de drie weken een offline krant waarin wij mensen informeren over zaken die hen aangaan. Dat is dik 90% van onze tijdsbesteding en gelden. Daarnaast wordt ook er ook zorg geleverd.”
12. In de bezwaarfase heeft eiseres gesteld dat zij een politieke organisatie is. Ter zitting heeft zij gesteld dat dit niet het geval is en dat eiseres puur is gericht op de journalistiek en de zorg en dat zij bezig is geweest met het aanvragen van subsidie, waaronder subsidie voor een offline krant voor Pernis en met het om de drie weken een krantje uitgeven in Pernis waarin wordt geschreven over besluiten genomen door Rotterdam of Zuid-Holland.
13. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres niet aan de op haar rustende bewijslast voldaan. Uit de door eiseres overgelegde stukken kan niet worden opgemaakt dat eiseres een zorginstelling is of feitelijke activiteiten uitvoert die gericht zijn op het verlenen van zorg. De (feitelijke) journalistieke activiteiten van eiseres kunnen niet worden gerangschikt in één van de in artikel 5b, derde lid, van de AWR genoemde categorieën die door de wetgever worden beschouwd als algemeen nut. Nu niet is gebleken dat eiseres uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen belang dient, heeft verweerder haar terecht niet (meer) als ANBI aangemerkt en de ANBI-status ingetrokken.
Schendingen
14. Eiseres stelt dat verweerder de hoorplicht en het motiveringsbeginsel heeft geschonden.
15. Verweerder heeft eiseres diverse malen in de gelegenheid gesteld om haar bezwaar mondeling toe te lichten. Nadat eiseres op 23 maart 2023 een ingebrekestelling heeft ingediend, heeft verweerder haar per brief van 11 april 2023, tevens op 11 april 2023 naar eiseres ge-e-maild, uitgenodigd voor een hoorgesprek op woensdag 19 april 2023 om 11:30 uur. Op deze uitnodiging heeft eiseres nimmer gereageerd. Eiseres heeft wel op 15 april 2023 een beroep wegens niet-tijdig beslissen bij de rechtbank ingediend. Verweerder is hiervan per brief van 19 april 2023 op de hoogte gesteld. Nadat eiseres ook niet is verschenen op de hoorzitting van 19 april 2023, heeft verweerder uitspraak op bezwaar gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, gelet op het voorgaande, eiseres voldoende in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Van een schending van de hoorplicht is daarom geen sprake.
16. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder zijn besluit om de ANBI-status van eiseres in te trekken voldoende heeft gemotiveerd. Van schending van het motiveringsbeginsel is geen sprake.
Slotsom
17. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep tegen de uitspraak op bezwaar van 26 april 2023 ongegrond verklaard.
18. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.G. Scholten, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.R.M. Dekker, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
22 december 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).
Dat kan digitaal via www.rechtspraak.nl, daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift is, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend.
Verder vermeldt u ten minste het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

1.Vgl. r.o. 3.2 en 3.3 van ECLI:NL:HR:2021:709.
2.Artikel 5b, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).
3.Artikel 1a van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994.