Uitspraak
- het verzoekschrift van de vrouw, ingekomen op 10 januari 2022;
- het F9-formulier van 4 februari 2022 van de vrouw, met betekeningsexploot;
- de wijziging/aanvulling van het verzoek van de vrouw, ingekomen op 14 april 2022;
- het verweerschrift met zelfstandig verzoek van de man, ingekomen op 24 mei 2022;
- de brief van de vrouw van 13 juli 2022, met bijlagen;
- het verweerschrift op zelfstandig verzoek van de vrouw, ingekomen op 26 september 2022;
- het F9-formulier van 12 januari 2023 van de vrouw, met brief en bijlagen;
- het F9-formulier van 13 januari 2023 van de man, met brief en bijlagen;
- het verweerschrift van de man tegen gewijzigde/aanvullende verzoeken van de vrouw, ingekomen op 14 februari 2023;
- het F9-formulier van 17 februari 2023 van de vrouw, met brief.
- het F9-formulier van 20 maart 2023 van de vrouw;
- het F9-formulier van 20 maart 2023 van de man;
- het F9-formulier van 22 maart 2023 van de vrouw.
- Partijen zijn met elkaar gehuwd op [datum] 1995 te [plaatsnaam] .
- Zij zijn de ouders van de nu jong-meerderjarige [meerderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2004 te [geboorteplaats] , Zwitserland.
- Zij zijn de ouders van de nu nog minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum 2] 2006 te [geboorteplaats] , Zwitserland.
- De man en de vrouw hebben de Nederlandse nationaliteit.
- Partijen zijn gehuwd onder huwelijkse voorwaarden, kort gezegd inhoudende een uitsluiting van elke gemeenschap van goederen met een periodiek verrekenbeding.
- vaststelling van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden conform het door de vrouw ingediende voorstel;
- veroordeling van de man om, binnen 8 dagen na de dagtekening van een te wijzen (tussen) beschikking, over te leggen, ten aanzien van de door hem tijdens het huwelijk opgebouwde aanspraken op ouderdoms- en nabestaandenpensioen, zowel in Nederland als in het buitenland, onder andere doch niet beperkt tot: een afdruk van de informatie vermeld op de overheidssite getiteld: “mijn pensioenoverzicht.nl”, alsmede van de drie laatste pensioenoverzichten die de man van de desbetreffende uitvoeringsorganen heeft ontvangen,
- de echtscheiding tussen partijen uit te spreken;
- primair: de wijze van verdeling van de tussen partijen bestaande eenvoudige gemeenschappen te gelasten en
subsidiairde wijze van verdeling vast te stellen op een nader door de man aan te voeren wijze; - de vordering uit hoofde van het periodiek verrekenbeding als vermeld in de akte huwelijkse voorwaarden van partijen vast te stellen op een bedrag dat de man bij aanvullend verzoek aan de rechtbank zal voorleggen, althans dit bedrag ambtshalve vast te stellen;
- te bepalen dat de verkoopopbrengst van de woning [adres] na aftrek van de verkoopkosten en eventuele belastingen tussen partijen bij helfte wordt gedeeld en daarbij te bepalen dat de man aan de vrouw een vergoeding verschuldigd is ter grootte van € 89.807,63 / € 1.260.000,- x ‘netto verkoopopbrengst woning’;
- de woning aan de [adres 2] in [woonplaats] aan haar toe te delen waarbij het vergoedingsrecht van de vrouw op de man gelijk is aan het aandeel van de man (50%) in de overwaarde van de woning;
- te bepalen dat de man uit hoofde van het verrekenbeding gehouden is aan de vrouw te voldoen de helft van de waarde van de in de brief van 12 januari 2023 genoemde op zijn naam staande vermogensbestanddelen waarbij hij gehouden is bewijsstukken te overleggen aangaande de waarde van deze vermogensbestanddelen per peildatum;
- voor recht te verklaren dat overeenkomstig artikel 14 lid 2 van de huwelijkse voorwaarden van partijen het door de man tijdens het huwelijk opgebouwde ouderdomspensioen alsmede het ten behoeve van de vrouw opgebouwde partnerpensioen bij Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot onder klantnummer [nummer] worden geconverteerd in een eigen pensioenaanspraak van de vrouw ex artikel 5 van de Wet Verevening Pensioenrechten bij Scheiding, met veroordeling van de man om mee te werken aan het ondertekenen van het pensioenformulier om te komen tot deze conversie.
Echtscheiding
Afwikkeling huwelijkse voorwaarden
‘De echtgenoten zijn met uitsluiting van elke gemeenschap van goederen gehuwd’.De huwelijkse voorwaarden bevatten – voor zover hier van belang – verder de volgende artikelen:
1. Inkomen
1. De kosten van de gemeenschappelijke huishouding, daaronder begrepen de kosten van verzorging en opvoeding van de uit het huwelijk geboren kinderen, (…), worden voldaan uit de inkomens van de echtgenoten naar evenredigheid daarvan; voor zover deze inkomens ontoereikend zijn, worden deze kosten voldaan uit ieders vermogen naar evenredigheid daarvan.
Onder deze kosten worden mede verstaan premies voor gebruikelijke verzekeringen, huurpenningen voor de echtelijke woning en renten van geldleningen voor de financiering van de echtelijke woning, de inboedel en de gezinsauto.
2. De echtgenoot die over enig kalenderjaar meer heeft bijgedragen in de kosten van de huishouding dan zijn aandeel ingevolge het hiervoor bepaalde, heeft het recht het teveel bijgedragene terug te vorderen van de andere echtgenoot.
(…)
1. Indien het huwelijk van de echtgenoten door echtscheiding wordt ontbonden (…) zullen de door de echtgenoten opgebouwde pensioenaanspraken worden verevend conform het in de artikelen 2 en 3 bepaalde van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Bij die verevening zullen de voor het huwelijk opgebouwde pensioenrechten niet worden betrokken.
2. Indien het huwelijk door echtscheiding is ontbonden, heeft de vereveningsgerechtigde het recht zijn aanspraken als bedoeld in lid 1 (…) om te zetten in een eigen pensioenaanspraak als bedoeld in artikel 5 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding, mits de vereveningsgerechtigde binnen zes maanden na de ontbinding van het huwelijk per aangetekende brief heeft meegedeeld aan de vereveningsplichtige van dit recht tot omzetting gebruik te maken. De omzetting is slechts geldig, indien de betrokken pensioenuitvoerder(s) schriftelijk heeft/hebben verklaard hiermee in te stemmen. De echtgenoten geven elkaar over en weer een onherroepelijke volmacht om na de totstandkoming van de echtscheiding alle handelingen te verrichten teneinde te bewerkstelligen, dat de vereveningsgerechtigde een eigen aanspraak zal verkrijgen.”
Te verrekenen vermogen
“In het nader rapport is aangegeven dat het vermoeden van artikel 141, derde lid, zowel geldt ten aanzien van aangebracht vermogen als ten aanzien van vermogen dat onder uitsluitingsclausule krachtens erfrecht of schenking verkregen is. Dat betekent dat een echtgenoot die stelt dat een deel van het vermogen krachtens erfrecht of schenking verkregen is of die stelt dat het aangebracht vermogen betreft, dat dient aan te tonen. In het omgekeerde geval (zoals, voor zover het krachtens erfrecht of schenking verkregen vermogen betreft, bepleit door de Raad van State) zou de andere echtgenoot dienen aan te tonen dat vermogen, waarvan door de ene echtgenoot gesteld wordt dat het aangebracht of krachtens erfrecht of schenking onder uitsluitingsclausule verkregen is, tot het te verrekenen vermogen behoort. In feite gaat de wet ervan uit dat, als periodieke verrekening niet heeft plaatsgevonden deze zich aan het einde van het huwelijk of geregistreerd partnerschap oplost in een finaal verrekenbeding. Ik geef toe dat, als het alsdan aanwezige vermogen grotendeels betrekking heeft op aangebracht en/of krachtens erfrecht of schending onder uitsluitingsclausule verkregen vermogen, terwijl er uitsluitend een periodiek verrekenbeding met betrekking tot arbeidsinkomsten (die van veel geringere omvang bleken te zijn) is overeengekomen, de aard en waarschijnlijke omvang van de verrekenverplichting bij de bewijslastverdeling een rol zouden behoren te spelen, zoals Luijten opmerkt. Ik stel daarom voor het bewijsvermoeden van artikel 141, derde lid, te verzachten door daarop een uitzondering te formuleren. De rechter wordt daarmee een handvat geboden om, indien de aard en omvang van de verrekenverplichting daartoe aanleiding geeft, de bewijslast anders te verdelen. Met deze uitzondering wordt ook tegemoet gekomen aan de wens van de commissie om artikel 134 van het bewijsvermoeden uit te sluiten, zij het dat het geen dwingendrechtelijke uitsluiting betreft. Met het vorenstaande is ook tegemoet gekomen aan de bezwaren van Van der Burght tegen, wat hij noemt, het ‘te ruim gestelde bewijsvermoeden’ ." (Nota n.a.v. het verslag, Kamerstukken II 2001/02, 27 554, nr. 5, blz. –2 - 13; zie voorts de Nota van wijziging, Kamerstukken II 2001/02, 27 554, nr. 6).
€ 120.000,-. De vrouw heeft die stelling niet weersproken. Dit bedrag dient daarom aan de zijde van de man in mindering worden gebracht op het te verrekenen vermogen.
van de woning zelfheeft opgeleverd. Anders gezegd: de vrouw heeft niet aannemelijk gemaakt dat een mogelijk koper bereid is om € 50.000,- euro meer te betalen voor een woning vanwege de beschikbaarheid van een architectonisch plan dat niet is uitgevoerd. Ten aanzien van dit bedrag heeft de vrouw naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen vergoedingsrecht.
“ten bedrage van of naar de waarde ten dage van de onttrekking”). Deze afspraak tussen partijen is duidelijk en niet voor meerdere uitleg vatbaar, zodat de rechtbank geen aanleiding ziet om de afspraak anders te lezen of om daarvan af te wijken. De vrouw heeft dus een vergoedingsrecht jegens de man voor het nominale bedrag van € 19.904,- (de helft van € 39.808,-). De andere helft van het door de vrouw betaalde bedrag is geïnvesteerd in haar eigen aandeel in de woning, is dus niet ten bate van de man gekomen en levert daarom geen vergoedingsrecht op.
Pensioen
Verzoek in het incident / indienen stukken
Proceskosten
- partijen ieder gerechtigd zijn tot de helft van de verkoopopbrengst van de onroerende zaak aan de [adres] in [woonplaats] in [land] ;
- stelt vast dat de vrouw jegens de man een vergoedingsrecht heeft voor een bedrag van
- ten aanzien van de woning [adres 2] in [land] :
- partijen aan een gezamenlijk aan te wijzen makelaar de opdracht zullen verstrekken om de woning te laten taxeren, waarbij alle omstandigheden die volgens de taxateur van belang zijn voor de waardering van de woning, worden meegenomen en waarbij de makelaar de waarde van de woning bindend zal vaststellen tussen partijen;
- indien het partijen niet lukt om gezamenlijk een makelaar te kiezen, de vrouw drie makelaars aan de man zal voorstellen waaruit de man één makelaar zal kiezen die de woning volgens hiervoor genoemd uitgangspunt zal taxeren;
- de man vervolgens dient aan te tonen dat hij in staat is de toedeling van de echtelijke woning tegen de getaxeerde waarde aan hem te financieren;
- indien de man daarin slaagt, de woning aan hem wordt toegedeeld, waarbij hij de helft van de overwaarde, aan de vrouw moet voldoen en waarbij de taxatiekosten en de kosten van de overdracht door partijen bij helfte worden gedragen;
- indien de man er niet in slaagt om de toedeling van de woning aan hem te financieren, de woning door partijen te koop zal worden aangeboden via de makelaar die de woning heeft getaxeerd, waarbij de aanwijzingen van deze makelaar voor partijen leidend zullen zijn voor het bepalen van de vraag- en laatprijs van de woning, waarbij alle verkoopkosten, waaronder de kosten voor de makelaar, eerst van de opbrengst zullen worden voldaan, waarna partijen ieder voor de helft gerechtigd zijn tot de overwaarde;
- stelt vast dat de vrouw jegens de man een vergoedingsrecht heeft voor een bedrag van € 750.000,-, welk vergoedingsrecht eerst opeisbaar is bij de verdeling van de woning [adres 2] in [land] ;