In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 oktober 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een ondernemer van een tuincentrum. De burgemeester van Den Haag had op 28 augustus 2023 besloten het pand van de ondernemer voor de duur van zes maanden te sluiten, omdat er producten waren aangetroffen die bestemd waren voor grootschalige hennepteelt. De ondernemer, verzoeker in deze procedure, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 2 oktober 2023 heeft de voorzieningenrechter de zaak behandeld. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester op grond van artikel 13b en artikel 11 van de Opiumwet bevoegd was om het pand te sluiten. De voorzieningenrechter merkte op dat er bij een eerdere controle in 2021 ook al hennepgerelateerde goederen waren aangetroffen in het tuincentrum van verzoeker. De voorzieningenrechter concludeerde dat de aangetroffen goederen, waaronder grote hoeveelheden plantenvoeding en andere benodigdheden, gezamenlijk geschikt waren voor professionele hennepteelt.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de sluiting van het pand noodzakelijk was ter bescherming van het woon- en leefklimaat in de omgeving, gezien de ernst van de overtredingen en de eerdere waarschuwingen aan verzoeker. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.