In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 1 december 2023, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had beroep ingesteld omdat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf, zowel voor nareis als voor gezinshereniging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit door verweerder was overschreden en dat eiser rechtsgeldig in gebreke had gesteld. Hierdoor was het beroep terecht ingediend.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen bepaalde termijnen alsnog een besluit te nemen op de aanvraag. Indien verweerder geen herstel verzuim biedt en geen nader onderzoek nodig is, moet dit binnen vier weken na verzending van de uitspraak gebeuren. Bij een herstel verzuim bedraagt de termijn acht weken, en bij een nader onderzoek, zoals een gehoor of DNA-onderzoek, moet verweerder binnen zestien weken een besluit nemen. De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moeten worden betaald. De totale kosten zijn vastgesteld op € 418,50, en het door eiser betaalde griffierecht van € 184,- moet ook worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en biedt een duidelijke richtlijn voor de termijnen waarbinnen verweerder moet handelen, evenals de financiële consequenties van het niet tijdig beslissen.