ECLI:NL:RBDHA:2023:21713

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
23/2161
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag urgentieverklaring wegens gebrek aan urgent huisvestingsprobleem en onvoldoende inspanningen van eiseres

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 21 december 2023, in de zaak tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een urgentieverklaring beoordeeld. Eiseres, die sinds 2 februari 2022 op een bepaald adres staat ingeschreven, heeft de aanvraag ingediend omdat zij meent dat haar woonsituatie schadelijk is voor de mentale gezondheid van haar en haar kind. De aanvraag werd door verweerder afgewezen op 21 oktober 2022, en deze afwijzing werd bevestigd in het bestreden besluit van 16 februari 2023.

De rechtbank heeft het beroep op 29 november 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht de aanvraag heeft afgewezen, omdat er geen sprake is van een urgent huisvestingsprobleem. De rechtbank stelt vast dat de scheiding van eiseres en haar ex-partner en de dreiging van dakloosheid niet als urgente redenen kunnen worden gekwalificeerd. Bovendien heeft eiseres niet aangetoond dat zij in de drie maanden voorafgaand aan de aanvraag adequaat heeft gereageerd op beschikbaar woningaanbod.

De rechtbank concludeert dat verweerder bij zijn besluit beoordelings- en beleidsvrijheid toekomt en dat het beleid van verweerder, dat de hardheidsclausule alleen voor uitzonderlijke gevallen is bedoeld, niet onredelijk is. De situatie van eiseres is niet uitzonderlijk genoeg om af te wijken van het beleid. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en eiseres krijgt geen griffierecht terug of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/2161

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 december 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. A. Dogan),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. R.D. Fehrmann).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres om een urgentieverklaring.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 21 oktober 2022 (het primaire besluit) afgewezen. Met het bestreden besluit van 16 februari 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 29 november 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, G. Günes (de tolk van eiseres) en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres staat sinds 2 februari 2022 ingeschreven op het adres [adres] in [plaats] (hierna: de woning). Ten tijde van de aanvraag woonde zij daar met haar kind en haar ex-partner, van wie zij sinds 18 december 2017 is gescheiden. Eiseres meent dat deze woonsituatie niet goed is voor de mentale gezondheid van haar en haar kind, en heeft daarom een aanvraag gedaan om een urgentieverklaring. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen omdat er meerdere algemene weigeringsgronden van toepassing zijn. [1]
3. Op de zitting heeft eiseres aangegeven dat haar woonsituatie inmiddels is gewijzigd. Ze geeft aan dat haar ex-partner in de periode na de aanvraag is verhuisd maar dat hij de woning nog steeds in bezit heeft.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. De ex-partner oefent druk uit op haar om de woning te verkopen omdat hij geen twee woningen tegelijk kan betalen. Zij beschikt niet over de financiële middelen om de woning zelf te bekostigen. Hierdoor dreigen eiseres en haar kind op straat te komen staan. Voorts kan zij met haar inkomen geen woning huren in de vrije sector en is het voor haar niet mogelijk om bij haar familie te verblijven.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Heeft verweerder de aanvraag van eiser terecht afgewezen?
5. Bij de beoordeling van deze vraag stelt de rechtbank voorop dat verweerder bij zijn bevoegdheid tot het toekennen van een urgentieverklaring beoordelings- en beleidsvrijheid toekomt. De rechtbank moet het bestreden besluit daarom terughoudend toetsen. De hoogste bestuursrechter heeft geoordeeld dat het restrictieve beleid van verweerder met betrekking tot urgentieverklaringen niet onredelijk is, gelet op het grote aantal aanvragen voor een urgentieverklaring en het in verhouding daarmee geringe aantal woningen dat beschikbaar is. [2]
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag van eiseres terecht heeft afgewezen, omdat er meerdere weigeringsgronden van toepassing zijn. Zo is er in het geval van eiseres geen sprake van een urgent huisvestingsprobleem waarvoor indeling in een urgentiecategorie mogelijk is, nu een scheiding en dreigende dakloosheid niet als zodanig kunnen worden gekwalificeerd. Verder wordt verweerder gevolgd in zijn stelling dat eiseres niet alles heeft gedaan wat redelijkerwijs tot haar mogelijkheden behoort om het huisvestingsprobleem te voorkomen of op te lossen. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat eiseres in de drie maanden voorafgaand aan de aanvraag niet aantoonbaar heeft gereageerd op beschikbaar en passend woningaanbod, nu zij niet heeft gereageerd op woonruimte in woonregio Haaglanden, maar alleen in [plaats]. Verweerder hoefde in dat verband geen gewicht toe te kennen aan de verklaring van eiseres dat het sociaal netwerk van haar en haar dochter zich in Den Haag bevindt, nu geen rekening hoeft te worden gehouden met woonwensen. Het betoog van eiseres slaagt niet.
7. Nu één algemene weigeringsgrond al voldoende is om de urgentieaanvraag te weigeren, hoeven de andere algemene weigeringsgronden niet meer te worden besproken. [3]
Had verweerder toepassing moeten geven aan de hardheidsclausule?
8. Verweerder voert het zeer terughoudende beleid dat toepassing van de hardheidsclausule alleen is bedoeld voor uitzonderlijke en schrijnende gevallen vanwege het tekort aan sociale huurwoningen en de vele woningzoekenden in de regio Haaglanden. [4] De woonsituatie voor eiseres en haar kind onderscheidt zich onvoldoende van anderen die zich in een soortgelijke situatie bevinden. Verweerder heeft de belangen van het kind van eiseres voldoende meegewogen. De rechtbank is daarom met verweerder van oordeel dat de situatie van eiseres niet zo uitzonderlijk en schrijnend is dat verweerder gehouden was om, in afwijking van het beleid, alsnog een urgentieverklaring te verstrekken.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J.P. Lindhout, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie in dit verband artikel 4:5, aanhef en onder c en m, van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019 (hierna: de Huisvestingsverordening), in samenhang gelezen met artikel 2.1.2 onder h, artikel 2.1.3 onder a en artikel 2.1.13 onder c van de Beleidsregel urgentieverklaringen Den Haag 2019 (hierna: de Beleidsregel).
2.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 maart 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:628).
3.Zie de uitspraak van de Afdeling van 23 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3397).
4.Zie artikel 7:3 van de Huisvestingsverordening, gelezen in samenhang met artikel 4:1, eerste lid, van de Beleidsregel.