ECLI:NL:RBDHA:2023:21712

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
23/2547
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag urgentieverklaring huisvesting door de gemeente Den Haag

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 21 december 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een urgentieverklaring beoordeeld. Eiseres had haar aanvraag ingediend omdat zij zich in een onveilige woonsituatie bevond, waarbij zij samenwoonde met haar broer, die haar zou bedreigen. De gemeente had de aanvraag echter afgewezen, omdat er geen sprake zou zijn van een urgent huisvestingsprobleem en eiseres niet alle redelijke mogelijkheden had benut om haar situatie op te lossen.

De rechtbank constateert dat eiseres inmiddels haar woonsituatie heeft gewijzigd en tijdelijk bij vrienden verblijft. Ondanks haar medische klachten en de onzekere situatie, oordeelt de rechtbank dat de gemeente terecht de aanvraag heeft afgewezen. De rechtbank benadrukt dat de gemeente beoordelings- en beleidsvrijheid heeft bij het toekennen van urgentieverklaringen en dat het beleid niet onredelijk is, gezien het tekort aan sociale huurwoningen.

De rechtbank komt tot de conclusie dat er geen uitzonderlijke omstandigheden zijn die een urgentieverklaring rechtvaardigen. Eiseres heeft niet voldoende aangetoond dat haar situatie levensbedreigend is en dat zij niet in staat is om haar huisvestingsprobleem op een andere manier op te lossen. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen griffierecht terugkrijgt en ook geen vergoeding voor proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/2547

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. T. Ertekin),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. A.C. Visser).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres om een urgentieverklaring.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 28 oktober 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 17 februari 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 29 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Op het moment van de aanvraag woonde eiseres bij haar moeder in een
4-kamerappartement aan [adres] te [plaats]. Zij stelt dat zij door ervaringen uit het verleden verschillende medische klachten heeft ontwikkeld, waaronder PTTS en epilepsie. Zij meent dat deze klachten worden verergerd door het fysieke en verbale geweld van haar broer, die ook in de woning verblijft. Volgens eiseres is er sprake van een onveilige woonsituatie en zij heeft daarom een aanvraag gedaan om een urgentieverklaring. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen omdat er meerdere algemene weigeringsgronden van toepassing zijn. [1]
3. Op de zitting heeft eiseres aangegeven dat haar woonsituatie inmiddels is gewijzigd. Ze stelt dat ze in de periode na de aanvraag uit huis is gegaan en dat haar voormalige kamer sindsdien wordt verhuurd. Eiseres slaapt momenteel afwisselend op de bank in haar ouderlijk huis en op de bank bij vrienden. Eiseres geeft verder aan niet meer te worden bedreigd door haar broer.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres stelt dat er door haar verergerde medische en sociale problematiek sprake is van een levenontwrichtende situatie. Hoewel ze niet meer wordt bedreigd door haar broer heeft ze last van medische klachten die verband houden met haar huidige woonsituatie. In dat kader merkt eiseres op dat zij momenteel psychische hulpverlening toegewezen heeft gekregen. Verder leeft eiseres in onzekerheid omdat zij dakloos dreigt te worden. Voorts verklaart eiseres dat zij wekelijks reageert op het beschikbare woningaanbod maar dat ze vooralsnog geen uitnodigingen krijgt voor een bezichtiging.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Heeft verweerder de aanvraag van eiser terecht afgewezen?
5. Bij de beoordeling van deze vraag stelt de rechtbank voorop dat verweerder bij zijn bevoegdheid tot het toekennen van een urgentieverklaring beoordelings- en beleidsvrijheid toekomt. De rechtbank moet het bestreden besluit daarom terughoudend toetsen. De hoogste bestuursrechter heeft geoordeeld dat het restrictieve beleid van verweerder met betrekking tot urgentieverklaringen niet onredelijk is, gelet op het grote aantal aanvragen voor een urgentieverklaring en het in verhouding daarmee geringe aantal woningen dat beschikbaar is. [2]
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag van eiseres terecht heeft afgewezen, omdat er meerdere weigeringsgronden van toepassing zijn. Zo is er in het geval van eiseres geen sprake van een urgent huisvestingsprobleem waarvoor indeling in een urgentiecategorie mogelijk is. Verweerder heeft er in dat verband terecht op gewezen dat eiseres bij dreigende dakloosheid een beroep kan doen op de daklozenopvang. [3] Verder is de rechtbank het met verweerder eens dat eiseres het huisvestingsprobleem redelijkerwijs op een andere wijze kan oplossen door eerst contact op te nemen met een voorliggende voorziening als het Jeugd Interventie Team of vrouwenopvang Stichting Perspektief. De stelling van eiseres dat zij hiermee wilt wachten tot de uitkomst van deze procedure bekend is wordt door de rechtbank niet gevolgd, nu juist een van de voorwaarden om voor een urgentieverklaring in aanmerking te komen is dat een aanvrager alles wat redelijkerwijs tot diens mogelijkheden behoort heeft gedaan om het huisvestingsprobleem op te lossen.
7. Nu één algemene weigeringsgrond al voldoende is om de urgentieaanvraag te weigeren, hoeven de andere algemene weigeringsgronden niet meer te worden besproken. [4] Verweerder hoefde om deze reden ook niet te beoordelen of een urgentieverklaring om sociale of medische redenen kon worden verleend. [5] Het betoog van eiseres dat er sprake is verschillende psychische problemen die worden verergerd door haar huidige woonsituatie, mocht verweerder dan ook buiten beschouwing laten.
Had verweerder toepassing moeten geven aan de hardheidsclausule?
8. Verweerder voert het zeer terughoudende beleid dat toepassing van de hardheidsclausule alleen is bedoeld voor uitzonderlijke en schrijnende gevallen vanwege het tekort aan sociale huurwoningen en de vele woningzoekenden in de regio Haaglanden. [6] Hoewel de rechtbank begrijpt dat de situatie voor eiseres niet ideaal is, onderscheidt zij zich met haar woonsituatie onvoldoende van anderen die zich in een soortgelijke situatie bevinden. Daarbij heeft eiseres niet voldoende kunnen onderbouwen waarom er in haar geval sprake is van een levensbedreigende situatie. De rechtbank is daarom met verweerder van oordeel dat de situatie van eiseres niet zo uitzonderlijk en schrijnend is dat verweerder gehouden was om, in afwijking van het beleid, alsnog een urgentieverklaring te verstrekken.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J.P. Lindhout, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie in dit verband artikel 4:5, aanhef en onder b, c e, g, l, en n, van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019 (hierna: de Huisvestingsverordening), in samenhang gelezen met artikel 2.1.2 onder f, m en o, artikel 2.1.3 onder a en e, artikel 2.1.5 onder a, artikel 2.1.7 onder e, artikel 2.1.12 onder a en artikel 2.1.14, van de Beleidsregel urgentieverklaringen Den Haag 2019 (hierna: de Beleidsregel).
2.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 maart 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:628).
3.Zie in dit verband artikel 4:5, aanhef en onder b van de Huisvestingsverordening, gelezen in samenhang met artikel 2.1.2, aanhef en onder m van de Beleidsregel.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling van 23 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3397).
5.Zie artikel 4:7, eerste lid en onder b, van de Huisvestingsverordening, gelezen in samenhang met artikel 2.2.3, eerste lid, van de Beleidsregel.
6.Zie artikel 7:3 van de Huisvestingsverordening, gelezen in samenhang met artikel 4:1, eerste lid, van de Beleidsregel.