ECLI:NL:RBDHA:2023:21667

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
29 januari 2024
Zaaknummer
NL23.18471
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag tot machtiging tot voorlopig verblijf nareis asiel en familie en gezin

In deze zaak hebben eisers, bestaande uit vier personen, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid omdat er niet tijdig is beslist op hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf voor nareis asiel en voor gezinshereniging. De eisers beogen verblijf bij hun in Nederland verblijvende minderjarige zoon/broer. De rechtbank heeft op 25 oktober 2023 de zaak behandeld, waarbij eisers afwezig waren en de verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit door de verweerder is overschreden en dat eisers rechtsgeldig in gebreke zijn gesteld. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard.

De rechtbank heeft de verweerder opgedragen om binnen zestien weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eisers. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat de verweerder de proceskosten van eisers moet vergoeden, tot een bedrag van € 209,25, en het door eisers betaalde griffierecht van € 184,- moet terugbetalen. De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka en is openbaar gemaakt op 26 oktober 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.18471
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser 1], met V-nummer: [V-nummer 1] ,
[eiser 2] ,met V-nummer: [V-nummer 2] ,
[eiser 3] ,met V-nummer: [V-nummer 3] ,
[eiser 4] ,met V-nummer: [V-nummer 4] .
Hierna gezamenlijk: eisers (gemachtigde: mr. G.J. Dijkman),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: C.J. Ohrtmann).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eisers hebben ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op hun aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf nareis asiel alsmede een aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf met als doel ‘familie en gezin’ (als geheel hierna te noemen: de aanvraag). Eisers beogen verblijf bij hun in Nederland verblijvende minderjarige zoon/broer, [A] .
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 25 oktober 2023 op zitting behandeld. Eisers zijn, met bericht van afwezigheid, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld.¹ Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.²
1. Artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
2 Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
2. Tussen partijen is niet in geschil dat de termijn waarbinnen verweerder had moeten beslissen op de aanvraag is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eisers verweerder rechtsgeldig in gebreke hebben gesteld. Eisers hebben meer dan twee weken daarna beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op hun aanvraag. Dit betekent dat het beroep terecht is ingediend.
3. Het beroep is gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank verweerder op?
4. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak.³ In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van wettelijke voorschriften nodig is kan de rechtbank een andere termijn opleggen.⁴
5. In de uitspraak van 17 maart 2023 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, geoordeeld dat bij nareisaanvragen sprake is van zo'n bijzonder geval.⁵ De rechtbank ziet geen reden om daar in deze uitspraak anders over te oordelen. Ook heeft de rechtbank in die uitspraak uitgangspunten geformuleerd voor het opleggen van een passende beslistermijn. De rechtbank zal deze uitgangspunten ook in deze zaak toepassen.
6. Eisers hebben aangevoerd dat de rechtbank in hun zaak de uitgangspunten geformuleerd in de uitspraak van 17 maart 2023 van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem,6 niet mag toepassen. Dit omdat in dat geval de maximale beslistermijn van negen maanden, als vervat in artikel 5, vierde lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn, wordt overschreden.
7. De rechtbank volgt dit standpunt niet. In rechtsoverweging 5 van voornoemde uitspraak van 17 maart 2023 heeft de rechtbank tot uitdrukking gebracht dat de termijn van negen maanden ziet op de beslistermijn. Dit moet worden onderscheiden van de nadere termijn die de rechtbank met deze uitspraak oplegt. Bij het bepalen van een passende nadere termijn maakt de rechtbank een afweging. Daarbij houdt zij rekening met het belang van zowel een snelle als een zorgvuldige besluitvorming. De omstandigheid dat de termijn van negen maanden is of wordt overschreden, is één van de in deze afweging mee te wegen aspecten. Dit heeft de rechtbank bij het formuleren van de uitgangspunten voor het opleggen van een passende nadere termijn onderkend en meegewogen. De rechtbank past daarom ook in de zaak van eisers de in de voornoemde uitspraak van 17 maart 2023 geformuleerde uitgangspunten toe.
8. In het verweerschrift van 7 juli 2023 heeft verweerder aangegeven dat hij voornemens was om herstel verzuim te bieden om de aanvraag compleet maken. Afhankelijk van de verdere reactie op het herstel verzuim bestond er een mogelijkheid dat verweerder bekeek of nader onderzoek, mogelijk in de vorm van een gehoor en/of DNA- onderzoek, nodig was. Verweerder heeft hierna herstel verzuim geboden en de mogelijkheid gegeven om tot 12 oktober 2023 de gevraagde informatie aan te leveren.
3 Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
4 Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
9. Bij brief van 23 oktober 2023 is door verweerder aangegeven dat hij voornemens is om [eiser 1] uit te nodigen voor een gehoor. Tevens is verweerder voornemens een DNA-onderzoek op te starten. Verweerder verzoekt de rechtbank een beslistermijn van zestien weken op te leggen vanaf de datum van de uitspraak. Eisers geven bij bericht van 23 oktober 2023 – in reactie op het bericht van verweerder –aan geen aanleiding te zien om op zitting te verschijnen en achten de gevraagde termijn van zestien weken redelijk en niet onnodig lang. Eisers verzoeken de rechtbank om conform de door verweerder gevraagde termijn te beslissen. De rechtbank vindt dit in deze situatie een passende termijn.⁷ De rechtbank bepaalt daarom dat verweerder binnen zestien weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag moet nemen.

Legt de rechtbank verweerder een rechterlijke dwangsom op?

10. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.⁸
Conclusie en gevolgen
11. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eisers gelijk krijgen en dat verweerder binnen zestien weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
12. Omdat het beroep gegrond is krijgt eisers ook een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eisers een professionele (juridische) hulpverlener hebben ingeschakeld om voor hen een beroepschrift in te dienen. De rechtbank hanteert een wegingsfactor van 0,25, omdat deze zaak van zeer licht gewicht is. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat in dit geval sprake is van een beroep vanwege het niet tijdig beslissen, waarbij het – al dan niet in geld uit te drukken – belang zeer beperkt is en de aard van de zaak zeer eenvoudig is. Dat geeft aanleiding om ten aanzien van het in onderdeel C1 van de bijlage bij het Bpb opgenomen gewicht van de zaak twee categorieën lager te hanteren dan ‘gemiddeld’. De rechtbank verwijst naar haar uitspraak van 4 september 2023⁹. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 209,25 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,25). Ook moet verweerder het door eisers betaalde griffierecht vergoeden.¹⁰
8 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb,
10 Artikel 8:74, eerste lid, van de Awb.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op binnen zestien weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eisers;
  • bepaalt dat verweerder aan eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • bepaalt dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht van € 184,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 209,25.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van D.A.M. Delger, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
26 oktober 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.