In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. I.J.M. Oomen, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat er niet tijdig is beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiseres diende haar aanvraag in op 17 mei 2022, en volgens de wet had verweerder uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen. Eiseres heeft verweerder in gebreke gesteld op 18 augustus 2023, maar heeft meer dan twee weken gewacht met het indienen van beroep. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat verweerder niet binnen de wettelijke termijn heeft beslist.
De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is. De rechtbank legt verweerder een termijn van acht weken op om een eerste gehoor af te nemen en binnen acht weken daarna een besluit op de aanvraag bekend te maken. Dit is in lijn met de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, die het 8+8-wekenmodel passend acht in dergelijke gevallen. De rechtbank verbindt aan deze termijn een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat eiseres recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 209,25. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman en is openbaar gemaakt op 17 oktober 2023. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en legt verweerder de genoemde verplichtingen op.