ECLI:NL:RBDHA:2023:21650
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf en beoordeling van identiteit en familierechtelijke relatie
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 21 december 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. B.G. Smouter, had de aanvraag ingediend met het doel om als familie- of gezinslid bij zijn broer, referent [R], te verblijven. De aanvraag was eerder afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. E. Özel, met een besluit van 26 juli 2019. Na bezwaar bleef de afwijzing in stand met een besluit van 25 april 2023.
De rechtbank heeft op 26 oktober 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren, maar eiser zelf niet. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag niet zorgvuldig is gebeurd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State had eerder geoordeeld dat verweerder de identiteit van eiser niet op juiste wijze had beoordeeld, omdat de overgelegde documenten niet in onderlinge samenhang waren bekeken. De rechtbank concludeert dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de identiteit van eiser en de familierechtelijke relatie met referent niet aannemelijk zijn gemaakt.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen, waarbij eiser moet worden gehoord. Tevens moet verweerder het griffierecht en proceskosten aan eiser vergoeden. De rechtbank benadrukt dat een zorgvuldige integrale beoordeling van de situatie van eiser noodzakelijk is, waarbij ook de bewijswaarde van de UNHCR-documenten in acht moet worden genomen.