ECLI:NL:RBDHA:2023:21645

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
25 januari 2024
Zaaknummer
NL23.31754
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkverklaring van een asielaanvraag van een Roemeense statushouder

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres, een vrouw van Somalische nationaliteit, tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres heeft op 14 augustus 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd op 5 oktober 2023 niet-ontvankelijk verklaard omdat zij internationale bescherming geniet in Roemenië. De rechtbank heeft de zaak op 14 december 2023 behandeld, maar eiseres en haar gemachtigde waren niet aanwezig. De staatssecretaris heeft wel deelgenomen aan de zitting.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de correcties en aanvullingen van eiseres op haar gehoor wel degelijk heeft betrokken bij het besluit. Eiseres heeft niet overtuigend aangetoond waarom zij in haar aanvulling nieuwe verklaringen heeft afgelegd die afwijken van haar eerdere verklaringen. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris terecht van het interstatelijk vertrouwensbeginsel is uitgegaan, wat betekent dat de staatssecretaris mag aannemen dat de behandeling van eiseres in Roemenië in overeenstemming is met de relevante Europese wetgeving. Eiseres heeft geen objectieve informatie over de situatie van statushouders in Roemenië overgelegd en heeft niet aangetoond dat zij in Roemenië niet de bescherming kan krijgen die zij nodig heeft.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de niet-ontvankelijkverklaring van de asielaanvraag in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. M.V. van Baaren, rechter, en is openbaar gemaakt op 21 december 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.31754

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , V-nummer: [nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. D. de Heuvel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: [naam] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar asielaanvraag. Eiseres stelt van Somalische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Zij heeft op 14 augustus 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 5 oktober 2023 deze aanvraag in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 14 december 2023 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening (NL23.31755) op zitting behandeld. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. De gemachtigde van de staatssecretaris heeft wel aan de zitting deelgenomen.

(Totstandkoming van) het besluit

2. Eiseres heeft tijdens haar gehoor verklaard dat zij onder meer in Roemenië is geweest en dat zij daar een verblijfsvergunning heeft gekregen. De staatssecretaris heeft vervolgens onderzoek gedaan in het Eurodac-systeem en heeft naar aanleiding daarvan onder andere de Roemeense autoriteiten om meer informatie gevraagd. Die autoriteiten hebben op 21 september 2023 aan de staatssecretaris laten weten dat eiseres sinds 31 juli 2012 internationale bescherming geniet in Roemenië.
3. Met het bestreden besluit heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van eiseres niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), omdat eiseres in Roemenië internationale bescherming geniet. Volgens de staatssecretaris wordt eiseres in Roemenië behandeld overeenkomstig de beginselen zoals genoemd in artikel 3.106a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). Omdat aan eiseres in Roemenië internationale bescherming is verleend, heeft eiseres een sterke(re) band met dat land. De staatssecretaris stelt zich verder op het standpunt dat ten aanzien van Roemenië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Bij voorkomende problemen aldaar dient eiseres bescherming of hulp te vragen bij de (hogere) autoriteiten in Roemenië.

Beoordeling door de rechtbank

Heeft de staatssecretaris de correcties en aanvullingen betrokken bij het bestreden besluit?
4. Eiseres voert in beroep aan dat de staatssecretaris de correcties en aanvullingen ten onrechte niet heeft betrokken bij het bestreden besluit. Die zijn volgens eiseres juist van belang, omdat zij door haar kwetsbaarheid tijdens het gehoor mogelijk niet volledig vrij heeft kunnen verklaren.
4.1.
De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris de correcties en aanvullingen op het gehoor wel degelijk kenbaar bij het bestreden besluit heeft betrokken. Daarover stelt de staatssecretaris zich namelijk op het standpunt dat hij die correcties en aanvullingen niet volgt, met name omdat eiseres niet heeft uitgelegd waarom zij daarin nieuwe en andersluidende verklaringen heeft afgelegd ten opzichte van het gehoor. Dit standpunt heeft de staatssecretaris terecht ingenomen. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 15 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3460, r.o. 8.3, en de recente uitspraak van 22 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4314, volgt namelijk dat van de vreemdeling een deugdelijke verklaring kan worden verwacht voor het feit dat hij of zij essentiële punten van zijn of haar asielrelaas pas in de correcties en aanvullingen correct naar voren heeft gebracht. Die deugdelijke verklaring heeft eiseres niet gegeven. Pas in beroep heeft eiseres gesteld dat zij kwetsbaar ‘overkomt’ en dat zij daardoor ‘mogelijk’ niet vrij heeft kunnen verklaren tijdens het gehoor. Die enkele stelling vormt bij gebrek aan enige toelichting of onderbouwing geen deugdelijke verklaring voor de nieuwe en andersluidende verklaringen.
4.2.
De beroepsgrond slaagt niet.
Kan in het geval van eiseres van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan?
5. Eiseres betoogt daarnaast dat ten aanzien van Roemenië in haar geval niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
5.1.
De staatssecretaris mag er in beginsel van uitgaan dat de behandeling van eiseres in Roemenië in overeenstemming is met de bepalingen van het EU Handvest, het Vluchtelingenverdrag en het EVRM. De Afdeling heeft in de uitspraak van 7 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:902, nog bevestigd dat ten aanzien van statushouders in Roemenië mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat dit in haar geval anders is.
5.2.
Eiseres heeft geen objectieve informatie over de algemene situatie van statushouders in Roemenië overgelegd om haar stelling dat daar sprake is van erbarmelijke omstandigheden, te onderbouwen. De persoonlijke omstandigheden en ervaringen van eiseres maken niet dat zij het risico loopt om te worden behandeld in strijd met artikel 4 van het EU Handvest. Eiseres heeft verklaard dat zij in Roemenië op straat moest slapen en in het park moest bedelen voor eten, dat zij bijna is verkracht, dat zij geen medicijnen voor haar astma en allergieën had, en dat zij geen onderwijs of werk had. Zij heeft echter ook verklaard dat zij geen hulp heeft gezocht en zich nooit gewend tot de (hogere) autoriteiten in Roemenië om hulp te ontvangen of zich te beklagen. Dat eiseres in de correcties en aanvullingen heeft verklaard dat zij wél, maar tevergeefs, naar het politiebureau is gegaan om aangifte te doen en dat zij is weggestuurd bij een hulporganisatie voor vluchtelingen, heeft de staatssecretaris niet hoeven volgen. Zoals onder 4.1 is overwogen, heeft eiseres geen deugdelijke verklaring voor deze nieuwe en andersluidende verklaringen in de correcties en aanvullingen gegeven. Eiseres heeft zelf in het gehoor verklaard dat zij geen hulporganisaties heeft gezien, dat niemand haar helpt, en dat zij de taal en het land niet kent. Met de enkele verklaring van eiseres dat zij niet wist waar zij terecht kon, heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat de Roemeense autoriteiten haar niet kunnen of willen helpen. De staatssecretaris wijst in dit kader ook terecht op het AIDA Country Report: Romania, 2022 Update van mei 2023, waaruit onder andere blijkt dat eiseres recht heeft op huisvesting, werk, en medische zorg en voorzieningen. Het is aan eiseres zelf om haar rechten als statushouder te effectueren. Omdat eiseres geen hulp bij de Roemeense autoriteiten heeft gezocht, is ook niet aannemelijk gemaakt dat die autoriteiten onverschillig zijn en dat eiseres juist door een dergelijke onverschilligheid buiten haar eigen wil en keuzes om terechtkomt in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie, waardoor zij niet kan voorzien in haar belangrijkste basisbehoeften, zoals wonen, eten en wassen, en waardoor haar lichamelijke of geestelijke gezondheid zou worden geschaad of haar leefomstandigheden mensonwaardig zouden worden. Er is dus geen sprake van een situatie als bedoeld in het arrest van het Hof van Justitie van 19 maart 2019, Ibrahim, ECLI:EU:C:2019:219, punten 83-85 en 88-90. De hoge drempel om tot een schending van artikel 4 van het EU-Handvest te komen wordt niet gehaald.
5.3.
Gelet op het voorgaande is de staatssecretaris terecht van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de niet-ontvankelijkverklaring van de asielaanvraag in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.V. van Baaren, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Groeneveld, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.