ECLI:NL:RBDHA:2023:21593

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2023
Publicatiedatum
24 januari 2024
Zaaknummer
AWB - 23 _ 382
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing voorlopige voorziening horeca-sluiting na ernstige geweldsincidenten

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 februari 2023 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening van een horeca-eigenaar. De burgemeester van [plaatsnaam 1] had op 9 december 2022 besloten om de horeca-inrichting van verzoeker voor de duur van drie maanden te sluiten, na een reeks ernstige geweldsincidenten die specifiek gericht leken op de horeca-inrichting van verzoeker. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, waarbij hij oordeelde dat de sluiting noodzakelijk was om de openbare orde te waarborgen en dat de belangen van de veiligheid van bezoekers en omwonenden zwaarder wogen dan de belangen van verzoeker. De voorzieningenrechter benadrukte dat de persoonlijke verwijtbaarheid van de ondernemer geen rol speelt bij de beoordeling van de sluiting en dat er een directe relatie bestond tussen de geweldsincidenten en de horeca-inrichting. Verzoeker had aangevoerd dat hij niet verantwoordelijk was voor de incidenten en dat de sluiting niet evenredig was, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de sluiting gerechtvaardigd was gezien de ernst van de situatie en de eerdere geweldsincidenten. De uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, in aanwezigheid van griffier Y.E. de Loos.

Uitspraak

REchtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/382
uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 februari 2023 op het verzoek om een voorlopige voorziening van

[verzoeker] , h.o.d.n. [bedrijfsnaam] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. E.G.S. Roethof),
tegen

de burgemeester van [plaatsnaam 1] , verweerder

(gemachtigde: mr. E.P. Alonso).

Procesverloop

Bij besluit van 9 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de horeca-inrichting van verzoeker aan de [adres] te [plaatsnaam 1] voor de duur van drie maanden gesloten voor bezoekers.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 23 januari 2023 ter zitting behandeld. Verzoeker was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechter in een eventueel beroep niet.
Waar gaat deze zaak over?
1.1.
Verzoeker is eigenaar van [bedrijfsnaam] . De onderneming heeft vestigingen in [plaatsnaam 2] , [plaatsnaam 3] en [plaatsnaam 1] . In de nacht van zaterdag 26 op zondag 27 november 2022 zijn de horeca-inrichtingen in [plaatsnaam 2] en [plaatsnaam 3] beschoten. In de nacht van zondag 27 op maandag 28 november 2022 is bij de horeca-inrichting in [plaatsnaam 3] een explosief aangetroffen. De horeca-inrichting in [plaatsnaam 3] is inmiddels verkocht. In diezelfde nacht heeft de politie bij ook bij de horeca-inrichting in [plaatsnaam 1] een explosief gevonden. Het bleek om een zeer zwaar explosief te gaan. De politie heeft toen een verdachte op heterdaad aangehouden. Verzoeker heeft de horeca-inrichting voor de duur van twee weken gesloten gehouden.
1.2.
Verweerder heeft hierin aanleiding gezien om over te gaan tot sluiting van de horeca-inrichting aan de [adres] te [plaatsnaam 1] voor de duur van drie maanden voor bezoekers. Daarbij heeft verweerder rekening gehouden met de periode dat verzoeker de horeca-inrichting al gesloten heeft gehouden. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van een zeer ernstig geweldsincident waardoor de openbare orde in en in de omgeving van de horeca-inrichting zeer ernstig verstoord en het woon- en leefklimaat zeer ernstig is aangetast. Met de tijdelijke sluiting wil verweerder de verstoring van de openbare orde beëindigen, de kans op herhaling verkleinen, de rust in de directe omgeving van de horeca-inrichting laten terugkeren en een signaal afgeven dat de het geweldsincident onacceptabel is.
Wat zijn de regels?
2.1.
Verweerder ontleent zijn bevoegdheid om handhavend op te treden aan artikel 2:30, eerste lid, aanhef en onder c, in samenhang met artikel 2:28, zesde lid, aanhef en onder a, van de APV.
2.2.
Artikel 2:30, eerste lid, aanhef en onder c, van de APV luidt: “De burgemeester kan een horeca-inrichting tijdelijk of voor onbepaalde tijd gesloten verklaren indien een van de in artikel 2:28, vijfde of zesde lid, genoemde situaties zich voordoet.”
2.3.
Artikel 28, zesde lid, aanhef en onder a, van de APV luidt: “De burgemeester kan de exploitatievergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, tijdelijk of voor onbepaalde tijd geheel of gedeeltelijk intrekken of wijzigen, indien naar zijn oordeel de openbare orde gevaar loopt of het woon- of leefklimaat in de omgeving van de horeca-inrichting door de aanwezigheid van de horeca-inrichting nadelig wordt beïnvloed.”
2.4.
Ingevolge het Handhavingsbeleid voor horeca en alcoholverstrekkers wordt in geval van een eerste ernstig geweldsincident ten aanzien van een horeca-inrichting bestuursdwang toegepast in de vorm van een bevel tot sluiting van de inrichting voor de duur van drie maanden.
Wat vindt verzoeker van de tijdelijke sluiting?
3. Verzoeker is het niet eens met de sluiting. Hij stelt dat hij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het geweldsincident, omdat het incident buiten de horeca-inrichting heeft plaatsgevonden. Sinds het incident hebben zich geen nieuwe voorgedaan en inmiddels zijn er diverse verdachten aangehouden. Hij weet niet waarom hij doelwit is geworden van het incident. Daarbij stelt hij dat de sluiting van de horeca-inrichting niet noodzakelijk is en niet evenredig. Verzoeker wijst op een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 6 maart 2019 [1] , waarin volgens hem sprake is van een vergelijkbare situatie. Verder heeft verzoeker grote financiële belangen en vreest voor faillissement.
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
Is verweerder bevoegd de horeca-inrichting te sluiten?
4.1.
Het is vaste rechtspraak dat de persoonlijke verwijtbaarheid van de ondernemer geen rol speelt bij de vraag of zich een situatie voordoet die aanleiding vormt voor sluiting van de horeca-inrichting. Alleen aan de orde is de vaststelling of sprake is van een ernstige verstoring van de openbare orde die in directe relatie staat met de aanwezigheid dan wel met de exploitatie van de inrichting.
4.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat niet in geschil is dat het incident van 28 november 2022 een zeer ernstig geweldsincident betreft. Verweerder heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter terecht een directe relatie aannemelijk geacht tussen het incident en de horeca-inrichting, vooral ook omdat er in een korte periode meerdere geweldsincidenten hebben plaatsgevonden bij andere vestigingen van [bedrijfsnaam] . Verweerder was dan ook bevoegd om handhavend op te treden.
4.3.
De vraag is vervolgens of verweerder in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.
Is de sluiting noodzakelijk?
4.4.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is gelet op de aard en ernst van het geweldsincident de noodzaak voor de sluiting gegeven. Dit soort incidenten heeft een grote invloed op het veiligheidsgevoel van omwonenden en vormen een grove aantasting van de rechtsorde. De voorzieningenrechter acht hierbij van belang dat, zoals verweerder ter zitting naar voren heeft gebracht, de horeca-inrichting midden in een woonwijk ligt in een kwetsbaar gebied waar zich eerder geweldsincidenten hebben voorgedaan, zoals een beschieting van een reisbureau aan de [straatnaam] . Het geweldsincident staat ook niet op zichzelf, maar volgt op de beschieting van twee andere vestigingen van [bedrijfsnaam] en plaatsen van een explosief bij één van die vestigingen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder terecht aannemelijk heeft kunnen vinden dat er een link is met het criminele circuit. Daarmee is overigens niet gezegd dat verzoeker zelf daarmee een link heeft.
4.5.
De voorzieningenrechter volgt verweerder in zijn betoog dat een minder ingrijpend middel dan sluiting van de horeca-inrichting voor de duur van drie maanden de veiligheid van bezoekers, personeel en omwonenden onvoldoende zou beschermen. Verzoeker heeft aangegeven dat hij niet weet waarom de geweldsincidenten plaatsvinden en wie hiervoor verantwoordelijk is. Hij kan daarin geen enkel inzicht geven. De politieagent die bij de zitting aanwezig is geweest, heeft aangegeven dat er weliswaar verdachten zijn aangehouden maar dat daar nog niets uit naar voren is gekomen en het onderzoek loopt. Verder is er nog te weinig tijd verstreken na het incident van 28 november 2022 om sluiting niet meer noodzakelijk te achten vanwege het gegeven dat er geen incidenten meer hebben plaatsgevonden. Onder deze omstandigheden kan niet van verweerder verwacht dat hij lichtere maatregelen inzet – zoals extra surveillance of een camera bij de horeca-inrichting, zoals verzoeker tijdens de zitting naar voren heeft gebracht.
Is de sluiting evenwichtig?
4.6.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder het algemeen belang van bescherming van de openbare orde en de veiligheid van bezoekers, personeel en passanten zwaarder kunnen laten wegen dan de belangen van verzoeker. Sluiting van de horeca-inrichting voor de duur van drie maanden vindt de voorzieningenrechter niet onevenwichtig, ook gezien op de omstandigheid dat het geweldsincident niet op zichzelf staat, maar deel uit maakt van een reeks ernstige geweldsincidenten die kort achter elkaar hebben plaatsgevonden en specifiek lijken te zijn gericht op de horeca-inrichtingen van verzoeker.
4.7.
Het beroep van verzoeker op de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 6 maart 2019, ECLI:NL:RBMNE: 2019:950 en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:177, is geen reden om anders te oordelen. Anders dan in die zaken zijn de geweldsincidenten wel te relateren aan [bedrijfsnaam] .
4.8.
Verder is niet gebleken dat de financiële en overige belangen van verzoeker zo groot zijn dat ondanks dat het bezwaar geen redelijke kans van slagen heeft de sluiting bij wijze van voorlopige voorziening zou moeten worden geschorst.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P Bosman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van Y.E. de Loos, griffier. Het dictum is per e-mail aan partijen meegedeeld op 6 februari 2023.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.