ECLI:NL:RBDHA:2023:21577

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 mei 2023
Publicatiedatum
24 januari 2024
Zaaknummer
C/09/637087 / FA RK 22-7143
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing naar Engeland afgewezen; zorgregeling vastgesteld

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing naar Engeland van de moeder, die samen met haar minderjarige kind, [minderjarige], naar Birmingham wilde verhuizen om daar een zorgopleiding te volgen. De vader, die gezamenlijk gezag uitoefent over [minderjarige], heeft verzet aangetekend tegen deze verhuizing, omdat hij vreest dat dit de band met zijn kind zal schaden en dat de moeder niet voldoende heeft onderbouwd waarom de verhuizing noodzakelijk is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders sinds hun scheiding in 2018 gezamenlijk gezag uitoefenen en dat [minderjarige] bij de moeder woont. De rechtbank heeft de verbeterde communicatie tussen de ouders erkend, maar oordeelt dat de moeder haar verzoek onvoldoende heeft onderbouwd. De rechtbank heeft overwogen dat de noodzaak van de verhuizing niet is aangetoond en dat de gevolgen voor de vader en het contact met [minderjarige] niet voldoende zijn meegenomen in de overwegingen van de moeder. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de moeder om vervangende toestemming voor de verhuizing afgewezen, maar heeft wel een zorgregeling vastgesteld waarbij [minderjarige] om de week bij de vader verblijft en de vakanties en feestdagen worden verdeeld. De rechtbank heeft partijen doorverwezen naar mediation om verdere afspraken te maken over de zorg voor [minderjarige].

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 22-7143
Zaaknummer: C/09/637087
Datum beschikking: 16 mei 2023

Gezagsuitoefening en zorgregeling

Beschikking op het op 18 oktober 2022 ingekomen verzoek van:

[verzoekster] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. L. Leenders te ’s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[belanghebbende] ,

de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. B.S. van Haeften te ’s-Gravenhage.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het bericht van 27 oktober 2022, met bijlage, van de zijde van de moeder.
  • het verweerschrift, tevens houdende zelfstandige verzoeken.
Op 25 april 2023 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
- de moeder met haar advocaat en vergezeld door een tolk S.M.H. Huiberts;
- de vader met zijn advocaat;
- [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).

Feiten

- Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest van [datum 1] 2014 tot [datum 2] 2018.
- Zij zijn samen de ouders van het volgende nu nog minderjarige kind:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] .
- Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over [minderjarige] uit.
- [minderjarige] heeft hoofdverblijfplaats bij de moeder.
- Bij beschikking van deze rechtbank van 29 juni 2018 is:
- de echtscheiding tussen partijen uitgesproken;
- bepaald dat het aangehechte ouderschapsplan deel uitmaakt van de beschikking;
- bepaald dat de man aan de vrouw, met ingang van de dag van inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand, een kinderalimentatie ten behoeve van [minderjarige] zal betalen van € 100,- per maand telkens bij vooruitbetaling te voldoen.

Verzoek en verweer

De moeder verzoekt:
  • haar vervangende toestemming te verlenen, welke de toestemming van de vader vervangt, om met [minderjarige] naar Engeland te verhuizen, waarbij een ruime zorgregeling wordt vastgesteld;
  • te bepalen dat – met wijziging van de beschikking van deze rechtbank van 29 juni 2018 – de vader aan de moeder een kinderalimentatie zal betalen van € 450,- per maand;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De moeder heeft tijdens de zitting haar verzoek ten aanzien van de kinderalimentatie ingetrokken.
De vader heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Tevens heeft de vader zelfstandig verzocht de volgende zorgregeling te bepalen, in houdende dat:
- [minderjarige] voortaan om de week van maandagmiddag na school tot maandagochtend naar school bij de vader zal verblijven;
- de vakanties en feestdagen worden verdeeld zoals verzocht onder punt 33 van het verweerschrift;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Beoordeling

Zorgregeling
Tijdens de zitting is door de moeder aangegeven dat zij wenst dat de vader meer betrokken is in het leven van [minderjarige] . Tot voor kort had de moeder het gevoel dat zij er alleen voor stond en ervaarde zij weinig steun van de vader in de opvoeding en verzorging van [minderjarige] . Sinds het indienen van het verzoekschrift is er tussen de ouders veel veranderd. Het lukt de ouders inmiddels beter om in het belang van [minderjarige] met elkaar te communiceren. De vader heeft tijdens de zitting aangegeven ook meer betrokken te willen zijn in het leven van [minderjarige] . Daarom wenst de vader een co-ouderschapsregeling vast te stellen, waarbij [minderjarige] in de ene week bij de ene ouder verblijft en in de andere week bij de andere ouder. De moeder heeft tijdens de zitting verklaard in te kunnen stemmen met de door de vader verzochte zorg- en vakantieregeling.
Omdat de verbeterde verstandhouding tussen de ouders nog pril is, hebben de ouders tijdens de zitting ingestemd om verder met elkaar in gesprek te gaan tijdens een mediationtraject. Op deze manier kunnen de ouders samen bespreken hoe zij in de toekomst het ouderschap samen vorm zullen geven. Zoals tijdens de zitting is besproken, heeft de rechtbank partijen doorverwezen naar het mediationbureau.
De rechtbank zal conform de overeenstemming van de ouders beslissen en de door de vader verzochte zorg- en vakantieregeling toewijzen.
Verhuizing
De moeder wil graag met [minderjarige] verhuizen naar Birmingham, omdat zij daar een zorgopleiding wil volgen. De moeder heeft aangegeven dat zij juist in Engeland wil studeren, omdat zij een Engelstalige opleiding wenst te volgen. In Nederland is dat lastig voor haar, omdat zij de Nederlandse taal niet machtig is. Zij kan in september 2023 beginnen met een studie in Birmingham en wil uiterlijk augustus 2023 verhuizen. Tijdens de zitting heeft de moeder toegelicht dat zij daar bij een vriendin zal gaan wonen. Zij heeft zich op dit moment nog niet ingeschreven voor een opleiding, omdat zij wacht op de vervangende toestemming van de rechtbank. Bij een verhuizing kan [minderjarige] vaak op en neer komen naar Nederland en kan hij tijdens de vakanties langere tijd met zijn vader doorbrengen.
De vader heeft uitgebreid verweer gevoerd tegen de verzochte verhuizing van de moeder. Volgens de vader is niet duidelijk door de moeder gesteld wat de noodzaak van de verhuizing is. Volgens de vader denkt de moeder bij dit verzoek alleen aan haar eigen belang om te kunnen studeren in Engeland. [minderjarige] is in Nederland geboren en hier geworteld. Bij een verhuizing zal hij zijn vertrouwde omgeving verlaten. Omdat [minderjarige] al de scheiding van zijn ouders heeft meegemaakt, acht de vader deze verandering niet in zijn belang. Uit niets blijkt dat de moeder de verhuizing goed heeft doordracht en voorbereid. Niet duidelijk is waar de moeder met [minderjarige] in Engeland zal gaan wonen, naar welke school hij zal gaan en of de moeder überhaupt in Engeland mag studeren. Nu wonen partijen dicht bij elkaar en ziet de vader [minderjarige] iedere week. De vader vreest dan ook dat een verhuizing ertoe zal leiden dat de vader nog maar een zeer beperkte rol zal spelen in het leven van [minderjarige] .
De rechtbank overweegt als volgt.
De ouders hebben samen het ouderlijk gezag. Dit betekent dat zij gezamenlijk beslissingen over [minderjarige] moeten nemen. Om de woonplaats van [minderjarige] te wijzigen heeft de moeder de toestemming van de vader nodig. Indien de ouders het hierover niet eens worden, kan het geschil op grond van artikel 1:253a BW worden voorgelegd aan de rechtbank. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van [minderjarige] wenselijk voorkomt.
De rechtbank stelt vast dat de ouders het niet eens kunnen worden over de voorgenomen verhuizing van de moeder. De rechtbank heeft ter zitting een vergelijk tussen partijen beproefd, maar dat heeft niet tot overeenstemming geleid. De rechtbank zal daarom op het verzoek van de moeder beslissen.
Volgens vaste rechtspraak (onder meer de uitspraak van de Hoge Raad van 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5901) dient de rechter bij de beslissing over een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in acht te nemen en alle belangen af te wegen. Hoewel het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn, neemt dat niet weg dat, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Bij de beoordeling van het verzoek dienen blijkens de jurisprudentie de volgende omstandigheden en belangen te worden meegewogen:
- het recht en belang van de moeder om te verhuizen en in vrijheid haar leven (opnieuw) in te richten;
- de noodzaak voor de moeder om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de moeder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de kinderen en de vader te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin partijen in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de vader en het kind op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen het kind en de vader voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van het kind, hun mening en de mate waarin zij zijn geworteld in zijn/haar omgeving of juist gewend zijn aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
De rechtbank benadrukt dat bovenstaande opsomming niet is bedoeld als bepaling van criteria waaraan ieder afzonderlijk moet worden voldaan, maar dat voor de beoordeling een belangenafweging moet worden gemaakt met inachtneming van genoemde omstandigheden.
De rechtbank stelt voorop dat de moeder in beginsel het recht heeft om in vrijheid haar leven (opnieuw) in te richten en een gerechtvaardigd belang heeft bij een verhuizing naar Engeland met het oog op het volgen van een door haar gewenste opleiding. De noodzaak van een verhuizing is echter niet komen vast te staan. De moeder heeft niet met stukken onderbouwd dat zij geen Engelstalige zorgopleiding in Nederland kan volgen en hier geen toekomstperspectief heeft. De rechtbank overweegt verder dat de moeder de verhuizing onvoldoende heeft doordacht en voorbereid. Uit de stukken en het verhandelde tijdens de zitting is bovendien niet duidelijk geworden hoe het contact tussen de vader en [minderjarige] precies kan worden vormgegeven bij een verhuizing. Op dit moment geven de ouders aan dat hun onderlinge verstandhouding is verbeterd en zij zijn het erover eens dat [minderjarige] gebaat is bij meer contact met zijn vader. Wanneer de moeder met [minderjarige] naar Engeland zal verhuizen, wordt de rol van de vader in het leven van [minderjarige] weer drastisch gewijzigd. Dat acht de rechtbank niet in zijn belang.
Tijdens de zitting is kort gesproken over de situatie dat de moeder eventueel zonder [minderjarige] voor een studie naar Engeland zou gaan. De vader bevestigde ter zitting dat hij dan volledig voor [minderjarige] kan zorgen. De rechtbank gaat ervan uit dat de ouders ook hierover in het belang van [minderjarige] tijdens het mediationtraject zullen praten.
Gelet op het feit dat de moeder haar verzoek onvoldoende heeft onderbouwd, de rechtbank geen noodzaak ziet voor een verhuizing en een verhuizing ten koste zal gaan van het contact tussen de vader en [minderjarige] , zal de rechtbank het verzoek van de moeder om vervangende toestemming te krijgen om samen met [minderjarige] te verhuizen naar Engeland afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat de volgende zorgregeling zal gelden voor [minderjarige] , geboren op
[geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] , inhoudende dat:
- [minderjarige] voortaan om de week van maandagmiddag na school tot maandagochtend naar school bij de vader zal verblijven;
- de vakanties en feestdagen als volgt worden verdeeld:
- herfstvakantie: in de oneven jaren bij de vader en in de even jaren bij de moeder;
- kerstvakantie: in de oneven jaren de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder, in de even jaren de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader;
- voorjaarsvakantie: in de even jaren bij de vader en in de oneven jaren bij de moeder;
- meivakantie: in de even jaren de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader, in de oneven jaren de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder;
- zomervakantie: in de even jaren de eerste drie weken bij de moeder en de laatste drie weken bij de vader, in de oneven jaren de eerste drie weken bij de vader en de laatste drie weken bij de moeder;
- Vaderdag: bij de vader;
- Moederdag: bij de moeder;
- verjaardag [minderjarige] : in de even jaren bij de moeder en in de oneven jaren bij de vader;
- verjaardag moeder: bij de moeder van 08:00 uur tot 20:00 uur;
- verjaardag vader: bij de vader van 08:00 uur tot 20:00 uur;
- kerstavond: in de oneven jaren bij de vader en in de even jaren bij de moeder;
- eerste kerstdag: in de oneven jaren bij de vader en in de even jaren bij de moeder;
- tweede kerstdag: in de oneven jaren bij de moeder en in de even jaren bij de vader;
- oud en nieuw: even jaren bij de moeder, oneven jaren bij de vader;
- waarbij voor de overige feestdagen de reguliere zorgregeling zal gelden;
verwijst partijen naar de voor hen bekende mediator;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. van der Vliet, rechter, in tegenwoordigheid van mr. V.K.M. Hanssen als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 mei 2023.