ECLI:NL:RBDHA:2023:21565

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
24 januari 2024
Zaaknummer
NL23.17840 en NL23.17841
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 juli 2023 uitspraak gedaan in het kader van een asielaanvraag van eiser, een Marokkaanse vreemdeling, die zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 4 juli 2023 zijn eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich wel liet vertegenwoordigen. Na de behandeling heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 2 juli 2023 met onbekende bestemming is vertrokken, wat door de staatssecretaris was gemeld. Dit leidde tot de vraag of eiser nog procesbelang had bij zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft zich gebaseerd op vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat als een vreemdeling zonder kennisgeving vertrekt, in beginsel aangenomen moet worden dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. De gemachtigde van eiser heeft bevestigd dat zij geen contact meer met hem heeft.

Gelet op de MOB-melding en het gebrek aan contact tussen eiser en zijn gemachtigde, concludeerde de rechtbank dat eiser kennelijk geen prijs meer stelde op de bescherming in Nederland. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard en werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 4 juli 2023 en er staat hoger beroep open tegen de beslissing op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.17840 en NL23.17841
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer / de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , eiser en verzoeker (hierna: eiser)

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Heida),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. T. Pourjalili).

ProcesverloopBij besluit van 19 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij een verzocht om een voorlopige voorziening.
De rechtbank/voorzieningenrechter heeft het beroep, tezamen met de voorlopige voorziening, op 4 juli 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank/voorzieningenrechter het onderzoek gesloten en onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1991 en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Hij heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij vanwege zijn deelname aan een netwerk dat in drugs handelde problemen heeft met mensen van dat netwerk. Eiser zou volgens twee mensen uit dit netwerk hen verraden hebben bij de politie. Ook stelt eiser problemen te hebben met de autoriteiten vanwege het verkopen van verdovende middelen, omdat de opgepakte bendeleden hen dat hebben verteld.
2. Verweerder heeft de rechtbank/voorzieningenrechter bij brief van 3 juli 2023 bericht dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken (MOB-melding). Verweerder verwijst naar de bij de brief bijgevoegde printscreen, waaruit blijkt dat eiser vanaf 2 juli 2023 met onbekende bestemming is vertrokken. Het is verweerder niet gebleken dat eiser zich inmiddels weer heeft gemeld. De rechtbank/voorzieningenrechter ziet zich daarom allereerst voor de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft.
3. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, zoals de uitspraak van 22 februari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:579), dient er, indien een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, in beginsel vanuit te worden gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is alleen anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.
4. De gemachtigde van eiser heeft de rechtbank/voorzieningenrechter bij bericht van 3 juli 2023 laten weten dat zij door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers ervan op de hoogte is gebracht dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. De rechtbank maakt daaruit op dat de gemachtigde van eiser zelf geen contact meer met hem heeft.
5. De rechtbank/voorzieningenrechter is, gelet op de MOB-melding en de verbreking van het contact van eiser met zijn gemachtigde, van oordeel dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland en geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Omdat hiermee uitspraak wordt gedaan op het beroep, bestaat er geen grond meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. Deze wordt afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank/voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 juli 2023 door mr. M. van Nooijen, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. C.M. van den Berg, griffier.
De proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan, voor zover daarbij is beslist op het beroep, hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.
Tegen de beslissing op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.