ECLI:NL:RBDHA:2023:21565
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 juli 2023 uitspraak gedaan in het kader van een asielaanvraag van eiser, een Marokkaanse vreemdeling, die zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 4 juli 2023 zijn eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich wel liet vertegenwoordigen. Na de behandeling heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 2 juli 2023 met onbekende bestemming is vertrokken, wat door de staatssecretaris was gemeld. Dit leidde tot de vraag of eiser nog procesbelang had bij zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft zich gebaseerd op vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat als een vreemdeling zonder kennisgeving vertrekt, in beginsel aangenomen moet worden dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. De gemachtigde van eiser heeft bevestigd dat zij geen contact meer met hem heeft.
Gelet op de MOB-melding en het gebrek aan contact tussen eiser en zijn gemachtigde, concludeerde de rechtbank dat eiser kennelijk geen prijs meer stelde op de bescherming in Nederland. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard en werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 4 juli 2023 en er staat hoger beroep open tegen de beslissing op het beroep.