ECLI:NL:RBDHA:2023:21524
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing handhavingsverzoek wegens onvoldoende gronden en bevoegdheden
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 8 december 2023, wordt het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun handhavingsverzoek beoordeeld. Eisers, die wonen in Den Haag en een garagebedrijf runnen, hebben verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, op 1 september 2021 verzocht om handhavend op te treden tegen overlast van kinderen en ouders die zich rondom hun woning en garage ophouden. Verweerder heeft dit verzoek op 20 mei 2022 afgewezen, en na bezwaar is deze afwijzing op 3 november 2022 bevestigd. De rechtbank heeft op 22 november 2023 de zaak behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder.
Eisers ondervinden hinder van groepen kinderen en ouders die het trottoir en de uitrit voor hun garage blokkeren, evenals overlast van geluid en vuilnis. Verweerder heeft echter geconcludeerd dat er geen verplichting tot handhaving bestaat, en heeft verwezen naar het advies van de bezwaarschriftencommissie, die mediation als een betere oplossing voorstelde. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet bevoegd is om op te treden tegen het parkeren voor de uitrit, aangezien dit onder de verantwoordelijkheid van de politie valt. De rechtbank concludeert dat de redelijke termijn voor de bezwaarfase niet is overschreden en dat de afwijzing van het handhavingsverzoek terecht is.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat er geen aanleiding is voor verweerder om handhavend op te treden. De rechtbank wijst erop dat mediation een optie is die door de betrokken partijen verder onderzocht kan worden, maar dat verweerder niet verplicht is om dit te organiseren. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.