ECLI:NL:RBDHA:2023:21506

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 januari 2023
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
C/09/623456 / FA RK 22-66
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen en vermogensverdeling onder Israëlisch recht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 januari 2023 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die op 10 januari 2011 in Israël zijn gehuwd. De rechtbank heeft kennisgenomen van de verzoeken van beide partijen, waarbij de vrouw verzocht om echtscheiding met nevenvoorzieningen, waaronder de vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen en kinderalimentatie. De man heeft verweer gevoerd en ook zelfstandig verzocht om echtscheiding met nevenvoorzieningen. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide partijen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, waardoor de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. De rechtbank heeft geoordeeld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en heeft de echtscheiding uitgesproken.

Wat betreft de hoofdverblijfplaats van de kinderen heeft de rechtbank bepaald dat deze bij de vrouw zal zijn, omdat zij de hoofdverzorger is. De zorgregeling is vastgesteld, waarbij de kinderen om de week bij de ouders verblijven. De rechtbank heeft ook de kinderalimentatie vastgesteld, waarbij de man € 98,50 per maand per kind zal betalen. De rechtbank heeft de ouders verwezen naar een ouderschapsbemiddelingstraject om de communicatie en samenwerking te verbeteren. Daarnaast is er een vermogensverdeling vastgesteld onder Israëlisch recht, waarbij partijen zijn overeengekomen dat er geen gezamenlijk vermogen is en dat de verzoeken tot verdeling worden afgewezen.

De beschikking is gegeven door mr. A. Emmens, rechter, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de beslissing met betrekking tot de echtscheiding.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 22-66
Zaaknummer: C/09/623456
Datum beschikking: 12 januari 2023

Scheiding met nevenvoorzieningen

Beschikking op het op 6 januari 2022 ingekomen verzoek van:

[vrouw] ,

de vrouw,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. M. Braat te ’s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[man] ,

de man,
wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. P.C. Burger te Zoeterwoude.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift, tevens houdende zelfstandige verzoeken;
  • het verweer tegen de zelfstandige verzoeken;
  • het gewijzigde verzoekschrift;
  • het verweer tegen de gewijzigde verzoeken, tevens houdende aanvullende zelfstandige verzoeken;
  • het verweer tegen de aanvullende zelfstandige verzoeken;
  • het bericht van 28 november 2022, met bijlagen, van de zijde van de man;
  • het bericht van 6 december 2022, met bijlagen, van de zijde van de vrouw;
  • het bericht van 6 december 2022 van de zijde van de man.
Op 8 december 2022 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
- de vrouw met haar advocaat;
- de man met zijn advocaat en vergezeld door een tolk M. Bink;
- [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
Na de zitting heeft de rechtbank de volgende stukken ontvangen:
- het bericht van 28 december 2022 van de zijde van de man.

Feiten

- Partijen zijn gehuwd op 10 januari 2011 te [plaats] , Israël.
- Zij zijn samen de ouders van de volgende minderjarige kinderen:
- [kind 1] , geboren op [geboortedag 1] 2011 te [geboorteplaats 1] , [geboorteland] ;
- [kind 2] , geboren op [geboortedag 2] 2015 te [geboorteplaats 2] , [geboorteland] .
- De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit
- De kinderen verblijven op dit moment bij de vrouw.
- Partijen hebben beiden de Israëlische nationaliteit.

Verzoek en verweer

Het verzoek zoals dat na wijziging luidt, strekt tot echtscheiding met nevenvoorzieningen tot:
- vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw;
- vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over de kinderen, in die zin dat de kinderen de ene week bij de man verblijven van vrijdag uit school tot dinsdag naar school en de andere week van maandag uit school tot dinsdagochtend naar school;
- vaststelling van een vakantie- en feestdagenregeling conform punt 7 van het gewijzigde verzoekschrift;
- vaststelling van kinderalimentatie van een nog nader te concretiseren bedrag per maand, bij vooruitbetaling te voldoen, met ingang van 1 september 2022;
- bepaling dat partijen zelf de kosten voor de kinderopvang betalen voor dagen dat zij hier gebruik van maken;
- vaststelling van de verdeling van de huwelijksgemeenschap, conform het voorstel van de vrouw, inhoudende dat:
- de auto van het merk Skoda Octavia aan de man wordt toebedeeld onder de verplichting aan de vrouw te voldoen een bedrag van € 5.625,- uit hoofde van de overbedeling aan de zijde van de man;
- ieder van partijen de eigen bankrekening houdt, zonder nadere verrekening;
- de gezamenlijke bankrekening van partijen aan de vrouw wordt toebedeeld zonder nadere verrekening van het saldo met de man;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Bovendien heeft de man na wijziging, zelfstandig verzocht om de echtscheiding uit te spreken, met nevenvoorzieningen tot:
- vaststelling van de hoofdverblijfplaats van [kind 1] bij de man en van [kind 2] bij de vrouw;
- vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over de kinderen, conform randnummers 12 t/m 15 van het verweerschrift;
- bepaling dat de ouders in de kosten van de kinderen zorgdragen door middel van een bijdrage van € 100,- per kind per maand op de kinderrekening en te bepalen dat ieder van partijen de kleding van de kinderen voldoet alsook de BSO kosten;
- vaststelling van de verdeling van de huwelijksgemeenschap, conform het voorstel van de man, inhoudende dat:
- de auto van het merk Skoda Octavia aan de man wordt toebedeeld onder de verplichting aan de vrouw te voldoen een bedrag van € 5.625,- uit hoofde van de overbedeling aan de zijde van de man;
- ieder van partijen de op zijn/haar naam staande bankrekening behoudt zonder nadere verrekening;
- het verlenen van vervangende toestemming, welke de toestemming van de vrouw vervangt om een nieuw Israëlisch paspoort voor [kind 1] aan te vragen met bepaling dat de man gerechtigd is om met voornoemd doel in de tweede week van de meivakantie van 2023 met de kinderen naar Israël af te reizen;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man heeft bij bericht van 28 december 2022 zijn verzoeken ten aanzien van het paspoort en de vakantie ingetrokken.

Beoordeling

Echtscheiding
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu beide echtgenoten hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, komt de Nederlandse rechter met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding rechtsmacht toe. De rechtbank zal krachtens artikel 10:56, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding toepassen.
Ouderschapsplan
Op grond van artikel 815, lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), voor zover hier van belang, dient een (inleidend) verzoekschrift tot echtscheiding een ouderschapsplan te bevatten ten aanzien van de minderjarige kinderen van partijen over wie zij al dan niet gezamenlijk het gezag uitoefenen. Nu het ouderschapsplan in de wet is geformuleerd als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding heeft de rechtbank de bevoegdheid een echtgenoot in het verzoek tot echtscheiding niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815, lid 6 Rv).
Door partijen is geen ouderschapsplan overeenkomstig artikel 815, lid 2 Rv overgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat partijen voldoende hebben aangetoond dat het op dit moment niet mogelijk is om gezamenlijk een ouderschapsplan op te stellen. Daarom zal de rechtbank partijen ontvangen in hun verzoeken tot echtscheiding met nevenvoorzieningen.
Inhoudelijk
Beide partijen hebben gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De rechtbank zal het verzoek tot echtscheiding daarom als op de wet gegrond toewijzen.
Hoofdverblijfplaats
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de gewone verblijfplaats van de kinderen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek ten aanzien van de hoofdverblijfplaats.
Inhoudelijk
De vrouw wil dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar wordt bepaald. Zij stelt zich op het standpunt dat zij altijd de hoofdverzorger is geweest van de kinderen. De man heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van [kind 1] bij hem te bepalen en de hoofdverblijfplaats van [kind 2] bij de vrouw. De man heeft aangegeven dat dit gevoelsmatig beter aansluit bij de verdeling van de zorgtaken over de kinderen en ook financieel voordeel oplevert voor de man. De vrouw vindt een dergelijke scheiding op basis van fiscale gronden niet in het belang van de kinderen.
De rechtbank zal de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw bepalen. De rechtbank acht het niet wenselijk dat er een onderscheid ontstaat tussen de kinderen doordat iedere ouder voor één kind de verblijfsoverstijgende kosten voor zijn of haar rekening neemt. Niet in geschil is dat de vrouw tot op heden de praktische zaken regelt omtrent de kinderen. De rechtbank acht het daarom het meest in het belang van de kinderen dat zij bij de vrouw staan ingeschreven.
Zorgregeling
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de gewone verblijfplaats van de kinderen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek ten aanzien van de zorgregeling.
Inhoudelijk
Partijen voeren een co-ouderschapsregeling uit. Volgens de vrouw loopt dit echter niet goed en zijn de ouders niet in staat om onderling in het belang van de kinderen met elkaar te communiceren. De vrouw verzoekt de door haar oorspronkelijk verzochte regeling iets aan te passen, in die zin dat de kinderen nu niet meer iedere dinsdag bij de man verblijven. De man kan de kinderen niet van school halen door zijn werk, waardoor de kinderen vaak alleen naar huis moeten fietsen. Het geeft de kinderen meer rust wanneer zij dinsdag, woensdag en donderdag bij de vrouw kunnen verblijven. De vrouw kan de kinderen wel van school halen zodat de kinderen ook niet maandag én dinsdag naar de BSO hoeven te gaan.
De man stelt dat de huidige regeling nog niet lang van kracht is. Volgens de man is het nog te vroeg om te zeggen dat het niet goed loopt. De man acht de door de vrouw verzochte wijziging niet in het belang van de kinderen. De man werkt namelijk op maandag en dinsdag thuis, en op vrijdag dat de kinderen bij hem zijn, is hij vrij. De kinderen hoeven dus niet regelmatig alleen naar huis te fietsen, dat is sporadisch een keer voorgekomen. Volgens de man gaat [kind 1] helemaal niet meer naar de BSO en [kind 2] alleen maandag of dinsdag. De man wenst in de toekomst een week-op-week-af-regeling.
De Raad heeft partijen tijdens de zitting geadviseerd te werken aan hun onderlinge vertrouwen en het vertrouwen in de opvoedingsvaardigheden van de andere ouder. Waar de vrouw de kinderen zorgzaamheid biedt, leren de kinderen bij de man zelfstandiger te zijn. De ouders zullen in de toekomst moeten kijken hoe zij deze twee huishoudens op elkaar afstemmen. Daarbij heeft de Raad geadviseerd om deel te nemen aan een ouderschapsbemiddelingstraject.
Conform het advies van de Raad, acht de rechtbank het in het belang van de kinderen dat de ouders gaan werken aan het opnieuw gezamenlijk vormgeven van het ouderschap na hun scheiding. De rechtbank heeft de ouders in overweging gegeven om deel te nemen aan een ouderschapsbemiddelingstraject, waarmee beide ouders hebben ingestemd.
Daarom stelt de rechtbank de ouders in de gelegenheid dit traject te volgen, zoals blijkt uit het proces-verbaal van doorverwijzing dat aan deze beschikking is gehecht. Dit proces-verbaal is al per e-mail op 8 december 2022 verzonden naar het Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan een ouderschapsbemiddelingstraject en aanmelding bij de betreffende uitvoerende hulpverleningsinstantie. De rechtbank zal ook deze beschikking per post zenden aan Kenniscentrum Kind en Scheiding.
Ten aanzien van de zorgregeling zal de rechtbank bepalen dat deze blijft zoals deze nu wordt uitgevoerd. De vrouw heeft tijdens de zitting haar zorgen geuit dat er te weinig structuur is bij de man en dat de man te weinig beschikbaar is voor de kinderen. De man heeft dat betwist en geeft een andere voorstelling van zaken. De rechtbank laat zwaar wegen dat de kinderen baat hebben bij contact met beide ouders en acht het van belang dat er ook doordeweeks contact met beide ouders is. Beide ouders hebben andere, evenzo waardevolle dingen te bieden aan de kinderen. Partijen zijn het eens geworden over een aantal uitgangspunten voor de uitvoering van de zorgregeling. Die uitgangspunten zal de rechtbank vastleggen in het dictum.
Ten aanzien van de vakantieregeling hebben partijen tijdens de zitting op de laatste punten overeenstemming bereikt. De rechtbank zal de vakantieregeling vastleggen conform de tussen partijen gemaakte afspraken.
Kinderalimentatie
Na het uiteengaan zijn de ouders overeengekomen dat de kosten van de kinderen worden betaald door middel van een kindrekening. De vrouw stelt zich op het standpunt dat de kindrekening voor veel discussie zorgt. Daarom wenst zij dat de kindrekening wordt opgeheven en de daarmee verbonden regeling wordt vervangen door een door de rechtbank berekende kinderalimentatie. De man heeft verweer gevoerd en wenst de kindrekening te behouden om daarvan de verblijfsoverstijgende kosten te betalen.
De rechtbank overweegt dat niet beide partijen achter het gebruik van de kindrekening staan. De rechtbank zal daarom een kinderalimentatie berekenen, waarbij de uitgangspunten uit het Tremarapport Alimentatienormen zullen gelden. In het Tremarapport wordt genoemd dat de verblijfsoverstijgende kosten betaald zullen worden door de ouder waar de kinderen hun hoofdverblijfplaats hebben. Omdat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw bepaald wordt, heeft de vrouw belang bij het vaststellen van een kinderalimentatie. Door de vervolgens vast te stellen kinderalimentatie komt er een einde aan het gebruik van de kindrekening.
Ingangsdatum
De vrouw heeft verzocht om als ingangsdatum te bepalen de datum van de beschikking. De man heeft verzocht te bepalen dat de kinderalimentatie zal gelden vanaf de datum van de inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand.
De rechtbank zal bepalen dat de kinderalimentatie zal gelden vanaf de datum van de beschikking, te weten 12 januari 2023.
Behoefte van de kinderen
Tijdens de zitting zijn partijen overeengekomen dat de behoefte wordt berekend volgens de door de vrouw als productie 5 (bij het stuk van 6 december 2022) ingediende inkomensgegevens van partijen in 2021. Partijen verschillen alleen van mening over de in aanmerking te nemen oppaskosten. De vrouw stelt dat de oppaskosten € 535,- per maand waren en baseert dit bedrag op de kosten van de kinderopvang minus de kinderopvangtoeslag. De man stelt dat de kinderopvangkosten € 646,- bedroegen en heeft daartoe bankafschriften overgelegd in productie 3 van zijn bericht van 28 november 2022.
De rechtbank zal uitgaan van een bedrag van € 535,- aan oppaskosten. De vrouw heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende aangetoond wat de werkelijke totale kosten waren en tot welk bedrag aan toeslagen is ontvangen.
Conform de als productie 5 overgelegde berekening van de vrouw, gaat de rechtbank aldus uit van een NBGI van € 5.795,- per maand. De tabelbehoefte van de kinderen in 2021 komt daarmee op € 1.314,-. Geïndexeerd naar 2023 bedraagt de behoefte van de kinderen afgerond € 1.384,- per maand in totaal en € 692,- per kind.
Draagkracht
Vervolgens dient te worden beoordeeld in welke verhouding partijen dienen bij te dragen in de kosten van de kinderen. De rechtbank volgt ook in dit opzicht het Rapport alimentatienormen, waaruit volgt dat het eigen aandeel in de kosten van de kinderen tussen de partijen moet worden verdeeld naar rato van hun beider draagkracht.
Huidig NBI en draagkracht van de vrouw
De door de vrouw als productie 5 overgelegde berekening van haar draagkracht is door de man niet betwist. Bij deze berekening is de vrouw uitgegaan van de meest recente gegevens met betrekking tot haar inkomen en te ontvangen toeslagen. De rechtbank gaat daarom uit van die berekening, waaruit een NBI van de vrouw volgt van € 4.450,- per maand en een draagkracht van € 1.466,- per maand.
Huidig NBI en draagkracht van de man
Partijen zijn het er ook over eens dat de vrouw in de als productie 5 overgelegde berekening van de draagkracht van de man uit is gegaan van de juiste inkomensgegevens. Partijen verschillen evenwel van mening over de vraag of de opvangkosten voor de kinderen in de berekening van de draagkracht van de man moeten worden betrokken. De rechtbank ziet geen aanleiding de kosten in mindering te brengen bij de berekening van de draagkracht van de man. Bij de berekening van de behoefte is immers al rekening gehouden met de extra kosten voor kinderopvang. De uitgaven voor de kinderopvang worden daarom geacht uit het eigen aandeel te worden betaald.
De rechtbank gaat daarom ook hier uit van de berekening van de vrouw, waaruit een NBI van de man volgt van € 4.360,- per maand en een draagkracht van de man van € 1.422,- per maand.
Zorgkorting
Volgens de huidige zorg- en vakantieregeling verblijven de kinderen de helft van de tijd bij de man. Conform het rapport Alimentatienormen 2022 zal de rechtbank rekening houden met een zorgkorting van 35%. De zorgkorting bedraagt afgerond € 484,- per maand per kind.
Draagkrachtvergelijking
De gezamenlijke draagkracht van partijen bedraagt (1422 + 1466 =) € 2.888,- per maand. De behoefte van de kinderen is in totaal € 1.384,- per maand en € 692,- per kind. De gezamenlijke draagkracht van partijen is voldoende om volledig in de behoefte van de kinderen te voorzien. De verdeling van de kosten over beide ouders wordt berekend volgens de formule: ieders draagkracht gedeeld door de totale draagkracht vermenigvuldigd met de behoefte van de kinderen.
het eigen aandeel van de man bedraagt: € 1.422,- / € 2.888,- x 1.384,- = € 681,-
het eigen aandeel van de vrouw bedraagt: € 1.466,- / € 2.888,- x 1.384,- =
€ 703,-
samen € 1.384,-
De zorgkorting in deze periode bedraagt € 484,- (35% van € 1.384,-). Na verzilvering van de zorgkorting is de bijdrage van de man € 197,- per maand voor beide kinderen.
De rechtbank zal deze bijdragen vaststellen, onder afwijzing van het meer of anders verzochte.
Vermogensoverheveling
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, heeft hij tevens rechtsmacht ten aanzien van het verzochte met betrekking tot het huwelijksvermogensstelsel van partijen.
Niet gebleken is dat de echtgenoten vóór het huwelijk het op hun huwelijksvermogensregime toepasselijke recht hebben aangewezen. Krachtens artikel 4, eerste lid, van het Haags Huwelijksvermogensverdrag van 14 maart 1978, Trb. 1988, 130, wordt het huwelijksvermogensregime beheerst door het Israëlische recht, nu de echtgenoten kennelijk hun eerste gewone verblijfplaats na de huwelijkssluiting hebben gevestigd in Israël en zich geen van de in artikel 4, tweede lid, van dat verdrag genoemde uitzonderingen voordoet.
Inhoudelijk
Het wettelijk huwelijksvermogensstelsel in Israël is samenvattend en voor zover relevant als volgt te beschrijven. Tijdens het huwelijk blijven de vermogens van de echtgenoten gescheiden. Bij de ontbinding van het huwelijk door echtscheiding dient, na aftrek van alle schulden, een vermogensoverheveling plaats te vinden met betrekking tot de helft van het onderlinge verschil tussen de gedurende het huwelijk verworven vermogens van de echtelieden (met uitzondering van goederen die zij tijdens het huwelijk op grond van vererving of schenking hebben ontvangen).
Partijen zijn het eens geworden over de afrekening in het kader van vermogensoverheveling. Op dat punt behoeven partijen daarom geen beslissing. Omdat van een gezamenlijk vermogen van partijen geen sprake is, zullen de verzoeken tot verdeling worden afgewezen.
Tussen partijen bestaat nog discussie over de kindrekening. Omdat in deze beschikking door de rechtbank is bepaald dat de kindrekening niet meer zal functioneren op de wijze zoals partijen oorspronkelijk waren overeengekomen, behoeft deze rekening niet gezamenlijk te worden voorgezet. De vrouw heeft voorgesteld om nog de hockeycontributie van [kind 1] van de rekening te laten afschrijven, waarna de man de rekening overnemen en het resterende saldo mag behouden. De rechtbank gaat ervan uit dat partijen een en ander conform dat voorstel van de vrouw zullen afwikkelen.

Beslissing

De rechtbank:
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd op 10 januari 2011 te Kfar Yona, Israël;
bepaalt dat de minderjarigen:
- [kind 1] , geboren op [geboortedag 1] 2011 te [geboorteplaats 1] , [geboorteland] ;
- [kind 2] , geboren op [geboortedag 2] 2015 te [geboorteplaats 2] , [geboorteland] ;
de hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vrouw;
bepaalt dat de volgende zorgregeling zal gelden voor de kinderen, inhoudende dat:
- de kinderen iedere maandag en dinsdag bij de man verblijven en elke woensdag en donderdag bij de vrouw, waarbij de weekenden, aanvangende vanaf de vrijdag, om en om worden verdeeld;
- de vakanties en feestdagen als volgt worden verdeeld:
- voorjaarsvakantie: in de even jaren bij de vrouw en in de oneven jaren bij de man;
- meivakantie: in de even jaren de eerste week bij de man en de tweede week bij de vrouw, in de oneven jaren omgekeerd;
- zomervakantie: in de even jaren de eerste drie weken bij de vrouw en de laatste drie weken bij de man, in de oneven jaren andersom;
- herfstvakantie: in de even jaren bij de man en in de oneven jaren bij de vrouw;
- kerstvakantie: in de even jaren de eerste week bij de man en de tweede week bij de vrouw, in de oneven jaren omgekeerd,
waarbij zal gelden dat de vakantieweken beginnen en eindigen op vrijdag om
18:00 uur en de ouder bij wie het kind verblijft de kinderen naar de andere ouder zal brengen wanneer er gewisseld wordt;
- de kinderen vieren hun verjaardag en de joodse feestdagen daar waar zij die dag zijn volgens de reguliere zorgregeling, met dien verstande dat ieder van de ouders in de gelegenheid moet worden gesteld om op de verjaardag zelf ook wat tijd met de kinderen te kunnen doorbrengen, bijvoorbeeld om in ieder geval een cadeautje te kunnen overhandigen. Valt een verjaardag in een vakantie en verblijft één van de ouders met de kinderen in het buitenland, dan dienen partijen andere afspraken te maken over de betreffende verjaardag;
- de kinderen verblijven bij de man op zijn verjaardag en bij de vrouw op haar verjaardag, tenzij de verjaardag van de vrouw in de vakantie valt en de man met de kinderen in het buitenland verblijft;
- een ziek kind verblijft bij de ouder die conform de reguliere zorgregeling de zorg voor het kind heeft;
- als een kind van school moet worden gehaald dan is de ouder die het kind die dag van school zou halen daarvoor verantwoordelijk;
- als een kind een dag niet naar school kan dan is de ouder die het kind die dag van school zou halen die dag verantwoordelijk. De ouder haalt het kind dan op om 8:30 uur bij de andere ouder;
stelt vast dat partijen, te weten:
[man]
(de vader)
wonende te [woonplaats 1] ,
en
[vrouw]
(de moeder)
wonende te [woonplaats 1] ,
bij (aangehecht) proces-verbaal van doorverwijzing zijn verwezen naar het Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan het traject Ouderschap Blijft voor ouderschapsbemiddeling, en voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie;
beveelt de griffier binnen twee dagen na heden een afschrift van deze beschikking te zenden naar het Kenniscentrum Kind en Scheiding, Albertus de Oudelaan 1, 2273 CW Voorburg;
bepaalt dat de man aan de vrouw, met ingang van heden een kinderalimentatie ten behoeve van de kinderen van € 98,50 per maand, per kind zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
verklaart deze beschikking, met uitzondering van de beslissing met betrekking tot de echtscheiding, uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Emmens, rechter, bijgestaan door
mr. V.K.M. Hanssen als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 5 januari 2023.