In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 januari 2023 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die op 10 januari 2011 in Israël zijn gehuwd. De rechtbank heeft kennisgenomen van de verzoeken van beide partijen, waarbij de vrouw verzocht om echtscheiding met nevenvoorzieningen, waaronder de vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen en kinderalimentatie. De man heeft verweer gevoerd en ook zelfstandig verzocht om echtscheiding met nevenvoorzieningen. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide partijen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, waardoor de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. De rechtbank heeft geoordeeld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en heeft de echtscheiding uitgesproken.
Wat betreft de hoofdverblijfplaats van de kinderen heeft de rechtbank bepaald dat deze bij de vrouw zal zijn, omdat zij de hoofdverzorger is. De zorgregeling is vastgesteld, waarbij de kinderen om de week bij de ouders verblijven. De rechtbank heeft ook de kinderalimentatie vastgesteld, waarbij de man € 98,50 per maand per kind zal betalen. De rechtbank heeft de ouders verwezen naar een ouderschapsbemiddelingstraject om de communicatie en samenwerking te verbeteren. Daarnaast is er een vermogensverdeling vastgesteld onder Israëlisch recht, waarbij partijen zijn overeengekomen dat er geen gezamenlijk vermogen is en dat de verzoeken tot verdeling worden afgewezen.
De beschikking is gegeven door mr. A. Emmens, rechter, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de beslissing met betrekking tot de echtscheiding.