ECLI:NL:RBDHA:2023:21496

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 december 2023
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
SGR 23/5765
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake openbaarmaking NVWA-gegevens onder de Wet open overheid

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 december 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. E.T. Stevens, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit om NVWA-gegevens van controles op bestrijdingsmiddelen openbaar te maken. Dit besluit was genomen op basis van de Wet open overheid (Woo) en betrof gegevens van 1 januari 2015 tot en met 1 juni 2021. Verzoeker stelde dat de openbaarmaking van zijn bedrijfsnaam en adres een inbreuk op zijn privéleven zou vormen, aangezien deze gegevens ook zijn woonadres betreffen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de bedrijfsnaam en het bedrijfsadres van verzoeker kwalificeren als milieu-informatie met betrekking tot emissies, en dat de uitzonderingsgronden voor weigering van openbaarmaking niet van toepassing zijn. De rechter benadrukte dat verzoeker geen overtuigende argumenten had aangedragen om aan te tonen dat de openbaarmaking onrechtmatig zou zijn. Bovendien werd vastgesteld dat de openbaarmaking van de gegevens onomkeerbare gevolgen zou hebben, maar dat het algemene belang bij openbaarmaking zwaarder weegt dan de persoonlijke belangen van verzoeker.

Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en kreeg verzoeker het door hem betaalde griffierecht niet terug. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. De voorzieningenrechter concludeerde dat het bezwaar van verzoeker geen redelijke kans van slagen had en dat de rechtmatigheid van het besluit niet in twijfel werd getrokken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/5765

uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 december 2023 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [woonplaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. E.T. Stevens),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigde: P.E. van der Werf).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker ten aanzien van het besluit tot openbaarmaking van NVWA-gegevens van controles op bestrijdingsmiddelen van 1 januari 2015 tot en met
1 juni 2021 op grond van de Wet openbare overheid (Woo) [1] .
1.1.
Met het bestreden besluit van 2 augustus 2023, gepubliceerd in de Staatscourant op 9 augustus 2023, heeft verweerder op verzoek van de Wob-verzoeker besloten de gegevens (gedeeltelijk) openbaar te maken. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De Wob-verzoeker heeft niet gereageerd op de brief van de voorzieningenrechter van 3 oktober 2023 om deel te nemen aan de procedure.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 27 november 2023 digitaal op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, vertegenwoordigd door
[verzoeker], zijn gemachtigde en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Waar gaat deze zaak over?
3. Op 30 juni 2021 is bij verweerder een verzoek ingediend op grond van de Wob, waarbij is gevraagd om openbaarmaking van alle NVWA gegevens van controles op bestrijdingsmiddelen op planten en bloemen van Nederlandse tuincentra en kwekers, alsmede van importeurs, vanaf 2015 tot en met 1 juni 2021. Verweerder heeft op 2 augustus 2023 besloten over te gaan tot het (gedeeltelijk) openbaar maken van de verzochte documenten. Daaronder bevindt zich ook een rapport van bevindingen dat ziet op de het bedrijf van verzoeker. Verweerder stelt dat de documenten deels milieu-informatie bevatten die betrekking hebben op emissies. Daaronder vallen ook de bedrijfsnaam en bedrijfslocatie van verzoeker, zodat er geen aanleiding om vanuit een belangenafweging openbaarmaking te weigeren. [2] Verweerder heeft uit hoofde van belangenafwegingen wel verschillende uitzonderingen laten gelden zodat openbaarmaking van gegevens betreffende de persoonlijke levenssfeer herleidbaar naar personen, zoals namen en handtekeningen, geweigerd. [3]
Wat vindt verzoeker?
4. Volgens verzoeker is er geen sprake van milieu-informatie. De bedrijfsnaam en het bedrijfsadres moeten niet worden openbaard. De bedrijfsnaam verwijst naar de familienaam van de bedrijfseigenaar, en het bedrijfsadres is hetzelfde als het woonadres van hem en zijn gezin. De openbaarmaking van deze gegevens vormt daarom een te grote inbreuk op de eerbiediging van zijn privéleven en dat van zijn gezin. Ook ligt het in de lijn van verwachtingen dat het bedrijf reputatieschade zal lijden, en dat het bedrijf schade zal worden toegebracht vanuit activistische/journalistieke hoek. Daarnaast had de antimisbruikbepaling moeten worden toegepast.
Het oordeel van de voorzieningenrechter
5. De voorzieningenrechter acht het spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening aanwezig omdat (gedeeltelijke) openbaarmaking van de verzochte documenten onomkeerbare gevolgen heeft.
6. De volgende vraag is of het besluit van verweerder rechtmatig is. Als de voorzieningenrechter geen twijfel heeft over de rechtmatigheid van het besluit, zal het algemene belang bij openbaarmaking van de stukken zonder nodeloze vertraging, de doorslag geven.
7. De voorzieningenrechter is met verweerder van oordeel dat het rapport van bevindingen dat ziet op verzoeker milieu-informatie over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen bevat. Informatie over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen kwalificeert tevens als milieu-informatie met betrekking tot emissies. [4] Verzoeker heeft geen inhoudelijke argumenten aangevoerd die onderbouwen waarom dat in dit geval niet zo zou zijn. Verzoeker exploiteert een bedrijf dat met gewasbeschermingsmiddelen werkt, zodat de bedrijfsnaam van verzoeker valt onder milieu-informatie met betrekking tot emissie. [5] Hetzelfde geldt voor de bedrijfslocatie van verzoeker, meer specifiek het bedrijfsadres. Uit vaste rechtspraak volgt ook dat locatiegegevens vallen onder milieu-informatie. [6] Omdat het bedrijfsadres van verzoeker tevens de plaats van de emissie is, kwalificeert dit ook als milieu-informatie. Dat het bedrijfsadres ook het woonadres van de bedrijfseigenaar en zijn gezin is, maakt dat niet anders. [7]
8. Omdat de bedrijfsnaam en het bedrijfsadres van verzoeker kwalificeren als milieu-informatie met betrekking tot emissies, zijn de uitzonderingsgronden om openbaarmaking te weigeren niet van toepassing. [8] Voor zover verzoeker betoogt dat de openbaarmaking in strijd is met de eerbiediging van zijn privé- en gezinsleven, bedrijfsvertrouwelijkheid, dan wel wil aantonen dat hij onevenredig wordt benadeeld, kan dit dan ook niet slagen. Dat geldt ook voor het standpunt van verzoeker dat hij wegens de openbaarmaking van deze gegevens reputatieschade zal lijden, dan wel dat hem schade wordt berokkend door kwaadwillige derden. Verweerder heeft dan ook terecht besloten de bedrijfsnaam en het bedrijfsadres te openbaren.
9. Verdere (persoons)gegevens van de bedrijfseigenaar die geen milieu-informatie betreffen zijn weggelakt. Verzoeker heeft niet aangegeven welke gegevens, anders dan die hierboven zijn besproken, niet openbaargemaakt zouden moeten worden. De voorzieningenrechter heeft wel vastgesteld dat eenmaal de naam van de bedrijfseigenaar niet is weggelakt in de op een na laatste alinea van pagina 1, en adviseert verweerder dit dan ook alsnog te doen.
10. Tot slot overweegt de voorzieningenrechter met betrekking tot het standpunt dat de antimisbruikbepaling had moeten worden toegepast, dat niet is gebleken dat de Woo-verzoeker kennelijk een ander doel voor ogen heeft gehad dan wel dat het verzoek geen bestuurlijke aangelegenheid zou betreffen. [9] Het enkele standpunt dat gelet op de huidige problematiek rond de stikstofemissie van de agrarische sector het goed denkbaar is dat de indiener van het Woo-verzoek een ander motief heeft, is daarvoor onvoldoende.
11. De voorzieningenrechter twijfelt niet aan de rechtmatigheid van het besluit en is van oordeel dat het bezwaar geen redelijke kans van slagen heeft. Hij wijst het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook af.

Conclusie en gevolgen

12. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
13. Verzoeker krijgt het door hem betaalde griffierecht niet terug en voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B.D.A. Mantingh, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
11 december 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Het verzoek is gedaan op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Op 1 mei 2022 is de Woo in werking getreden. Er is niet voorzien in overgangsrecht zodat de Woo van toepassing is op het genomen besluit en de hier voorliggende procedure.
2.Artikel 5.1, zevende lid, van de Woo.
3.Op grond van artikel 5.1, tweede lid en onder e, van de Woo.
4.Zie ook de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, van 16 augustus 2017, (ECLI:NL:RVS:2017:2211).
5.Vergelijk bijvoorbeeld ook met de uitspraak van rechtbank Midden-Nederland, van 10 januari 2023, (ECLI:NL:RBMNE:2023:3114).
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling, van 27 januari 2021, (ECLI:NL:RVS:2021:153).
7.Zie bijvoorbeeld ook de uitspraak van rechtbank Midden-Nederland, van 20 december 2022, (ECLI:NL:RBMNE:2022:5540).
8.Idem. Zie ook artikel 5.1, zevende lid, van de Woo.
9.Artikel 4.6 van de Woo.