ECLI:NL:RBDHA:2023:21494

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2023
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
C/09/646430 / FA RK 23-2928 en C/09/658430 / JE RK 23-2467
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige met beëindiging gezag moeder

Op 18 december 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2006. De Raad voor de Kinderbescherming had eerder een verzoek ingediend tot beëindiging van het gezag van de moeder, maar trok dit verzoek terug omdat de moeder positieve stappen had gezet en de minderjarige momenteel bij haar verblijft. De rechtbank constateert dat de moeder zich aan afspraken houdt en begeleidbaar is, maar dat de huidige situatie bij de moeder geen perspectief biedt. Er is een passende plek gevonden voor de minderjarige in het Fasehuis, waar zij nu af en toe verblijft.

De rechtbank heeft de ondertoezichtstelling van de minderjarige vastgesteld tot haar meerderjarigheid op 11 oktober 2024 en verleent een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De rechtbank benadrukt het belang van duidelijke afspraken over de overgang naar het Fasehuis en de betrokkenheid van de moeder in het leven van de minderjarige. De rechtbank oordeelt dat de betrokkenheid van een jeugdbeschermer noodzakelijk is om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen en om de moeder te ondersteunen bij het nemen van beslissingen.

De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak. De rechtbank heeft de beschikking mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de schriftelijke uitwerking vastgesteld op 15 januari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/646430 / FA RK 23-2928 en C/09/658430 / JE RK 23-2467
Datum uitspraak: 18 december 2023
Beschikking van de meervoudige kamer
I. Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
II. Niets meer te beslissen ten aanzien van het verzoek tot gezagsbeëindiging
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Haaglanden,
hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2006 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbende aan:
[moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [moeder] ,
advocaat: mr. M. Erkens te Wateringen,
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 27 juni 2023 heeft de kinderrechter in deze rechtbank het primaire verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder en tot benoeming van de gecertificeerde instelling tot voogdes en het subsidiaire verzoek tot de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] aangehouden tot een nader te bepalen zitting gelegen vóór 27 december 2023.
1.2.
De rechtbank neemt nu ook de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- de beschikking van 27 juni 2023;
- de brief van de Raad van 14 december 2023.
1.3.
Op 18 december 2023 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam 1] , namens de Raad;
  • [naam 2] , namens de gecertificeerde instelling;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat.
1.4.
De rechtbank heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft geen mening gegeven.

2.De feiten

2.1.
Voor de feiten verwijst de rechtbank naar de beschikking van 27 juni 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot haar meerderjarigheid, te weten tot 11 oktober 2024. Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot haar meerderjarigheid. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Uit de brief van de Raad van 14 december 2023 blijkt dat de Raad het primaire verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder niet langer handhaaft.
3.2.
De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. [minderjarige] verblijft al bijna een half jaar bij de moeder. De Raad vindt het positief om te horen dat het goed gaat met [minderjarige] bij de moeder en dat het de moeder lukt om [minderjarige] te stimuleren en regels te stellen. De moeder houdt zich aan de gemaakte afspraken en stelt zich begeleidbaar op. Gelet op het feit dat [minderjarige] bij de moeder verblijft en de moeder nog steeds positieve stappen zet, vindt de Raad een gezagsbeëindiging niet meer op zijn plaats. De Raad dringt er wel op aan dat [minderjarige] zo snel mogelijk naar het Fasehuis gaat en vindt de inzet van een jeugdbeschermer noodzakelijk om samen met de moeder de belangrijke beslissingen over [minderjarige] te nemen, mede in het licht van haar naderende meerderjarigheid.

4.De standpunten

4.1.
De gecertificeerde instelling onderschrijft de zorgen en het verzoek van de Raad. [minderjarige] verblijft op dit moment bij de moeder. Het is de bedoeling dat [minderjarige] teruggaat naar het Fasehuis. De moeder en [minderjarige] staan daar ook achter. Er moeten wel duidelijke afspraken worden gemaakt. Dat is nog niet gelukt, omdat de vaste jeugdbeschermer door ziekte langdurig afwezig is. De vervangend jeugdbeschermer gaat hier zo snel mogelijk mee aan de slag.
4.2.
Door en namens de moeder is geen verweer gevoerd tegen het verzochte. De moeder is blij dat de Raad het verzoek tot gezagsbeëindiging heeft ingetrokken. De moeder staat - net als [minderjarige] - achter de plaatsing in het Fasehuis. De moeder heeft een convenantwoning en [minderjarige] mag daarom ook niet bij haar blijven wonen. [minderjarige] had in de thuissituatie bij de vader veel vrijheden en kreeg in het Fasehuis opeens te maken met strakke kaders. Het is daarom belangrijk dat er afspraken op maat worden gemaakt, waarbij ook wordt gekeken naar de betrokkenheid van de moeder in het leven van [minderjarige] . De moeder heeft verder naar voren gebracht dat het naar omstandigheden goed gaat met [minderjarige] . Ze rouwt nog steeds om haar vader, maar ze heeft wel iets meer structuur in haar leven door haar bijbaan. De schoolgang van [minderjarige] verloopt nog niet goed. De moeder geeft verder aan dat zij een goede samenwerking heeft met de gecertificeerde instelling en dat zij [minderjarige] stimuleert om het contact met de hulpverleningsinstanties aan te gaan. [minderjarige] heeft moeite om mensen te vertrouwen en heeft daarom wat meer tijd nodig om zich open te stellen. De moeder ziet in dat zij, nu zij haar gezag weer uitoefent, hulp nodig heeft en stemt daarom in met de ondertoezichtstelling. Ook staat zij achter de plaatsing in het Fasehuis en zij stemt daarom in met de machtiging tot uithuisplaatsing.

5.De beoordeling

5.1.
De Raad handhaaft het eerder ingediende verzoek tot het beëindigen van het gezag van de moeder niet langer. Daartoe heeft de Raad naar voren gebracht dat de moeder positieve stappen heeft gezet en dat [minderjarige] op dit moment bij de moeder verblijft. De moeder houdt zich aan de gemaakte afspraken en stelt zich begeleidbaar op. De Raad acht een gezagsbeëindiging daarom niet langer noodzakelijk. De rechtbank constateert dan ook dat zij ten aanzien van het primaire verzoek geen beslissing meer hoeft te nemen.
5.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de rechtbank van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW).
5.3.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt. [minderjarige] heeft een belast verleden. Zij heeft een turbulente jeugd doorgemaakt, omdat de ouders vanwege hun persoonlijke problematiek verminderd beschikbaar waren voor [minderjarige] . De afgelopen jaren is de moeder wel betrokken geweest in het leven van [minderjarige] , maar heeft zij geen structurele rol gehad. De vader van [minderjarige] is op [datum] 2023 overleden. Het overlijden van de vader heeft vanzelfsprekend veel impact gehad op [minderjarige] . [minderjarige] verbleef op dat moment op een groep bij Horizon, maar voelde zich daar niet meer prettig en kwam daardoor niet meer toe aan behandeling. [minderjarige] is daarom tijdelijk bij de moeder geplaatst. De moeder heeft de afgelopen periode een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Zij beschikt over een convenantwoning en werkt mee aan alle noodzakelijke hulpverlening. De rechtbank complimenteert de moeder met de stappen die zij heeft gezet en met het feit dat zij [minderjarige] heeft opgevangen toen dat nodig was. Voor alle partijen is duidelijk dat de plaatsing bij de moeder geen perspectief biedende plek is, maar dient als een noodoplossing. Er is inmiddels een passende plek gevonden voor [minderjarige] , te weten bij het Fasehuis. Zij gaat hier nu af en toe al heen, maar overnacht nog bij de moeder. Het is belangrijk dat er duidelijke afspraken worden gemaakt over de definitieve overgang naar het Fasehuis en de betrokkenheid van de moeder in het leven van [minderjarige] in de periode daarna. Daarnaast moet er gekeken worden of de schoolgang van [minderjarige] weer hervat kan worden. Gelet op de zorgen die er nog zijn over [minderjarige] en gezien haar naderende meerderjarigheid, vindt de rechtbank het noodzakelijk dat er een jeugdbeschermer bij [minderjarige] en de moeder betrokken blijft. De jeugdbeschermer houdt zicht op de ontwikkeling van [minderjarige] , zorgt ervoor dat de juiste hulpverlening wordt ingezet en ondersteunt de moeder bij het nemen van (gezags)beslissingen. De rechtbank acht het daarnaast noodzakelijk dat er een machtiging tot uithuisplaatsing wordt verleend, zodat de plaatsing in het Fasehuis wordt geformaliseerd. De rechtbank vindt het van belang dat [minderjarige] vanuit een stabiele plek kan werken aan zichzelf. [minderjarige] dient daarbij goed begeleid te worden, aangezien zij binnen niet al te lange tijd meerderjarig zal worden. Zij zal dan ook in de komende tijd moeten worden klaargestoomd voor een zelfstandig leven. De rechtbank wijst het subsidiaire verzoek, waartegen geen verweer is gevoerd, toe als verzocht.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
stelt vast dat er niets meer te beslissen is ten aanzien van het (primaire) verzoek tot het beëindigen van het gezag van de moeder (
C/09/646430 / FA RK 23-2928);
6.2.
stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden met ingang van 18 december 2023 tot 11 oktober 2024;
6.3.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 18 december 2023 tot 11 oktober 2024;
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2023 door mr. R. van Zeijst-Repelaer van Driel, mr. A.M. van der Vliet en mr. E.E. Schotte, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Dreef als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 15 januari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.