Op 18 december 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2006. De Raad voor de Kinderbescherming had eerder een verzoek ingediend tot beëindiging van het gezag van de moeder, maar trok dit verzoek terug omdat de moeder positieve stappen had gezet en de minderjarige momenteel bij haar verblijft. De rechtbank constateert dat de moeder zich aan afspraken houdt en begeleidbaar is, maar dat de huidige situatie bij de moeder geen perspectief biedt. Er is een passende plek gevonden voor de minderjarige in het Fasehuis, waar zij nu af en toe verblijft.
De rechtbank heeft de ondertoezichtstelling van de minderjarige vastgesteld tot haar meerderjarigheid op 11 oktober 2024 en verleent een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De rechtbank benadrukt het belang van duidelijke afspraken over de overgang naar het Fasehuis en de betrokkenheid van de moeder in het leven van de minderjarige. De rechtbank oordeelt dat de betrokkenheid van een jeugdbeschermer noodzakelijk is om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen en om de moeder te ondersteunen bij het nemen van beslissingen.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak. De rechtbank heeft de beschikking mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de schriftelijke uitwerking vastgesteld op 15 januari 2024.