ECLI:NL:RBDHA:2023:21484

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 augustus 2023
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
NL23.18173
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag en beslistermijnen onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 augustus 2023 uitspraak gedaan over het beroep van eiser tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een asielaanvraag ingediend, maar stelde dat verweerder niet tijdig had beslist op zijn aanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 6 maart 2022 zijn asielaanvraag indiende en dat verweerder op 6 mei 2022 Spanje verzocht om eiser terug te nemen op basis van de Dublinverordening. De Spaanse autoriteiten hebben dit verzoek op 23 mei 2022 geaccepteerd. Verweerder heeft eiser op 25 november 2022 geïnformeerd dat zijn aanvraag in de nationale procedure zou worden behandeld, omdat de overdracht aan Spanje niet tijdig had plaatsgevonden.

De rechtbank heeft overwogen dat verweerder per 25 november 2022 verantwoordelijk werd voor de behandeling van de asielaanvraag en dat de beslistermijn op basis van de WBV 2022/22 met negen maanden is verlengd. Dit betekent dat verweerder uiterlijk op 25 februari 2024 op de aanvraag moet beslissen. Eiser heeft echter op 5 juni 2023 een ingebrekestelling ingediend, die door de rechtbank als te vroeg werd beschouwd. Hierdoor was niet voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder.

De rechtbank heeft het beroep van eiser dan ook niet-ontvankelijk verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.18173
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.A. Krikke), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
3. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), wordt op de aanvraag van het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw, zes maanden na ontvangst van de aanvraag een beschikking gegeven.
4. In artikel 42, zesde lid, van de Vw is bepaald dat indien in het kader van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 28 van de Vw, wordt onderzocht of de aanvraag op grond van artikel 30 van de Vw niet in behandeling dient te worden genomen, de termijn bedoeld in het eerste lid van artikel 42 van
1. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Dit volgt uit artikel 6:2 en 6:12 van de Awb.
de Vw, aanvangt op het tijdstip waarop overeenkomstig de Dublinverordening wordt vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek.
5. Eiser heeft op 6 maart 2022 zijn asielaanvraag in Nederland ingediend. Op 6 mei 2022 heeft verweerder Spanje verzocht eiser op grond van artikel 13, eerste lid, van de Dublinverordening terug te nemen. De Spaanse autoriteiten hebben dit verzoek geaccepteerd op 23 mei 2022. Bij brief van 25 november 2022 heeft verweerder eiser meegedeeld dat zijn aanvraag behandel zal worden in de nationale procedure, omdat eiser door verweerder niet binnen de termijn van zes maanden, als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Dublinverordening, is overgedragen aan Spanje.
6. De rechtbank stelt vast dat verweerder per 25 november 2022 verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Dat betekent dat verweerder, met toepassing van artikel 42 eerste lid, van de Vw, uiterlijk op 25 mei 2023 op de aanvraag had moeten beslissen. Sinds 27 september 2022 is het besluit met kenmerk WBV 2022/22 van kracht.3 Dit besluit heeft tot gevolg dat de beslistermijnen van asielaanvragen die op 27 september 2022 nog niet waren verstreken met negen maanden zijn verlengd. Dit geldt ook voor asielaanvragen die zijn ingediend vóór 1 januari 2023. Eiser betwist dat zich een situatie voordoet als bedoelt in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. Eiser vindt daarom dat verweerder met de WBV 2022/22 de beslistermijn niet geldig heeft verlengd en dat hij verweerder niet prematuur in gebreke heeft gesteld. Eiser verzoekt de rechtbank het beroep gegrond te verklaren, verweerder op te dragen alsnog een besluit te nemen en hier een rechterlijke dwangsom aan te verbinden.
7. De rechtbank volgt dit standpunt niet. De rechtbank verwijst voor de motivering naar de uitspraak van deze rechtbank van 24 maart 2023.4 Hierin heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat ten tijde van de inwerkingtreding van WBV 2022/22 sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. Verweerder is per 25 november 2022 verantwoordelijk geworden voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. De asielaanvraag van eiser valt dus onder het toepassingsbereik van de WBV 2022/22. Dit betekent dat de beslistermijn in zijn zaak met negen maanden is verlengd en verweerder uiterlijk op 25 februari 2024 op de aanvraag moet beslissen. De ingebrekestelling van 5 juni 2023 is hierdoor te vroeg ingediend. Dat maakt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
Conclusie en gevolgen
8. Het beroep is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3 Staatscourant van 26 september 2022, nr. 25755.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van N. Khalloufi, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
01 augustus 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.