In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 augustus 2023 uitspraak gedaan in een beroep dat eiser heeft ingediend tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf nareis asiel, maar verweerder had niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiser heeft de rechtbank verzocht om een uitspraak te doen, omdat hij van mening was dat de termijn voor het nemen van een besluit was overschreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn inderdaad was overschreden en dat eiser rechtsgeldig in gebreke had gesteld. Hierdoor was het beroep ontvankelijk en gegrond.
De rechtbank heeft bepaald dat verweerder alsnog binnen acht weken na de uitspraak een besluit moet nemen op de aanvraag van eiser. Tevens is er een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de hoogte van de dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat er al 42 dagen waren verstreken sinds verweerder in gebreke was. Eiser heeft recht op vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 418,50, en het door eiser betaalde griffierecht van € 184,- moet door verweerder worden vergoed.
De uitspraak is openbaar gemaakt en de rechtbank heeft de beslissing genomen in aanwezigheid van de griffier N. Khalloufi. Eiser heeft de rechtbank verzocht om de dwangsom vast te stellen, en de rechtbank heeft dit verzoek ingewilligd. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld, omdat partijen geen zitting hebben aangevraagd. De uitspraak is gedaan op basis van de Algemene wet bestuursrecht, waarbij de relevante artikelen zijn toegepast om tot een zorgvuldige beslissing te komen.