ECLI:NL:RBDHA:2023:21440
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening verblijfsdocument EU/EER wegens schijnrelatie en herhaalde aanvraag
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van een Turkse verzoeker behandeld. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor de afgifte van een verblijfsdocument EU/EER om bij zijn Hongaarse partner in Nederland te verblijven. Deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen op 10 februari 2023, met als argument dat het ging om een herhaalde aanvraag zonder nieuwe feiten of omstandigheden. De verzoeker had eerder, op 12 mei 2020, ook al een aanvraag ingediend die was afgewezen omdat er sprake was van een schijnrelatie. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 6 september 2023 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die de afwijzing van de aanvraag kunnen rechtvaardigen. De voorzieningenrechter stelt vast dat de verzoeker bij de huidige aanvraag geen nieuwe bewijsstukken heeft overgelegd die aantonen dat zijn relatie met de referente is veranderd in een oprechte relatie. De voorzieningenrechter wijst erop dat het aan de verzoeker is om met nieuwe bewijsstukken aan te tonen dat zijn relatie zich heeft ontwikkeld. De voorzieningenrechter concludeert dat het bezwaar van de verzoeker geen redelijke kans van slagen heeft en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. De uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, in aanwezigheid van mr. R.S. Ouertani, griffier, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.