In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 augustus 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had beroep ingesteld omdat de Staatssecretaris niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf nareis asiel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn waarbinnen de Staatssecretaris had moeten beslissen op de aanvraag is overschreden en dat de eiser rechtsgeldig in gebreke is gesteld. Hierdoor was het beroep terecht ingediend.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is en heeft de Staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken na de verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van de eiser. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat de eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 418,50, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld.
De uitspraak is openbaar gemaakt en de rechtbank heeft de beslissing op de aanvraag van de eiser als urgent beschouwd, gezien de omstandigheden van de zaak. De rechtbank heeft de termijn voor de Staatssecretaris verlengd om een zorgvuldige beslissing te kunnen nemen, waarbij de noodzaak voor aanvullende documenten werd erkend. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming in bestuursrechtelijke procedures en de rechten van de betrokken partijen.